VARIA. Het nieuwe Engelsche Infanterie-geweer. Eenigen tijd geleden gaven wij eene mededeeling omtrent een in En geland beproefd wordend geweer volgens liet stelsel Magee (1), dat be stemd scheen om het bestaande Martini-Henry geweer te vervangen. Later schijnt men echter van dat stelsel te hebben afgezien en thans beeft men een ander geweer aangenomen, dat wellicht reeds zeer spoedig zal ingevoerd worden. Over dit geweer werd den 16™ Juli jl. in de Royal United Service Institution, eene soortgelijke vereeniging als bij ons die tot beoefening der krijgswetenschap, eene voordracht gehouden door den kolonel der artillerie Arbuthnot, directeur der geweerfabriek te Enfield, waaraan wij onderstaande bijzonderheden ontleenen. Het geweer draagt den naam van Enfield-Martini en heeft, op last van hoogerhand, de bestaande Martini-sluiting behouden. Met het oog op deze omstandigheid wenschte de spreker zich van critiek over dat stelsel van sluiting te onthouden. Bij de discussiën vond de Martini-sluiting echter van vele zijden afkeuring. Het geweer is niet gemaakt voor gebruik bij schietwedstrijden, maar zal een sterk oorlogswapen zijn, dat tevens groote juistheid bezit. De kolf is beter naar het beloop van den schouder ingericht. De hoek, die de kolfplaat maakt met de vizierlijn, is scherper gemaakt, zoodat, wan neer het geweer in den aanslag wordt gebracht, de neiging bestaat om de monding naar beneden terichten. Alleen het achtereinde van den loop wordt, door de lade omsloten, waardoor eerstgenoemde beter roestvrij is te houden. Een houten loopbekleeding is aan het geweer aangebracht, zoodat de soldaat, ook wanneer de loop na hevig vuren heet is geworden, het wapen kan omvatten, zonder zich de vingers te branden. Yerder is voorgesteld den soldaat een snellader te verstrekken, die zes patronen kan bevatten. De driehoekige bajonet van het oude geweer is door eene korte sabelbajonet vervangen, die aan den benedenkant (1) Ind. Mil. Tijdschrift, Deel II, blz. 211.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 312