307
om de colonnes te volgenhet geniewerk stond dientengevolge geheel
stil (1).
Ten gevolge dier operatiën werd de behoefte aan transportmiddelen
alweder grooter. De belangrijke hoeveelheden vivres, materialen
en andere benoodigdheden, die te Olehleh werden ontscheept, konden,
wegens gebrek aan vervoermiddelen (destijds prauwen, met dwang
arbeiders bemand), reeds niet dadelijk naar het centrum van verbruik,
Kota Radja, worden opgevoerd en bleven soms geruimen tijd, bloot
gesteld aan weer en wind, op de ontschepingsplaats liggen. De
voorziening van een groot aantal nieuw opgerichte posten (2), waarvan
niet één door een behoorlijken weg met Kota Radja was verbonden,
en die nagenoeg geheel door dragers moest geschieden, had nog
veel meer bezwaar.
Het korps dwangarbeiders werd dientengevolge weldra zoodanig
uitgebreid, dat het opzichtvoerend personeel voor het beheer dier
steeds toenemende transportkrachten niet meer voldoende wasin
Februari 1876 bestond het slechts uit 1 adjudant-onderofficier, 3
Europeesche sergeanten en 23 burgeropzichters. Er werd daarom
- bij het Departement van Oorlog te Batavia eene nieuwe regeling voor
het beheer der dwangarbeiders ontworpen, welke bij Gouvernements
Besluit van 5 Juli 1876 werd bekrachtigd en in hoofdzaak het
volgende behelsde
„Toezicht en beheer over de dwangarbeiders zullen worden uit
geoefend door gepensionneerde subalterne officieren en gegageerde of
„gepasporteerde onderofficieren en Inlandsche militairen.
„De dwangarbeiders worden verdeeld in hoofdgroepen van 500
„man; bij iedere groep bestaat het beheerend en toeziehtvoerend
„personeel uit:
„1 gepensionneerd kapitein,
„2 gepensionneerde luitenants,
„1 gegageerd of gepasporteerd adjudant-onderofficier of ser
geant-majoor,
„1 gegageerd of gepasporteerd fourier,
(1) Het vrije burgerpersoneel der genie was destijds tot het aanzienlijk cijfer van
2400 geklommen.
(2) In de jaren 1874 t/m 76 werden niet minder dan 78 nieuwe posten opgericht.