308 „10 gegageerde of gepasporteerde sergeanten, „20 Inlandsche militairen met den „graad van korporaal. „Deze officieren en mindere militairen genieten alle activiteits „inkomsten van hunne rangen en graden bij de infanterie, de minderen „met gelijktijdig behoud van gagement; voor de officieren staat „het pensioen tijdelijk stil. Allen dragen de activiteits-uniform „der infanterie." Door gebrek aan gepensionneerde luitenants werden hunne plaatsen vervuld door adjudant- onderofficieren. De burgeropzichters gingen voorloopig bij het nieuwe korps over, doch zouden niet verder worden aangevuld. Gebaseerd op deze regeling vaardigde de bevelhebber te Atjeh, na machtiging van het Departement van Oorlog, eene Instructie uit, waarin het geheele beheer der dwangarbeiders nader in detail geregeld werd. De dwangarbeiders werden daarbij verdeeld in ot/afdeelingen nl, Eene afdeeling in de Zuid-Ooster linie; Noord-Ooster "Wester in of nabij Kota Radja depot-afdeeling. De eerste drie afdeelingen voorzagen in de behoefte aan werk krachten op de verschillende posten van de liniën, waartoe zij be hoorden; de standplaats van den beheerder was die van den linie- commandant. De vierde afdeeling diende voor de werkzaamheden in den kraton en voorwerken en op de posten, niet behoorende onder een der drie eerste afdeelingen. De depot-afdeeling, eveneens te of nabij Kota Radja gelegerd, diende tot aanvulling der vier overige. De in de instructie voorkomende voorschriften omtrent betaling, voeding, kleeding en omtrent het opleggen van straffen waren nage noeg dezelfde als die, op bladz. 122 en 123 hiervoor vermeld. Alleen werden de herkenningsteekenen, die trouwens reeds sinds het vertrek van de hoofdmacht der tweede expeditie geheel in on bruik waren geraakt, niet meer voorgeschreven. De belangrijkste bepaling uit de instructie was die, waarbij het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 319