BIB vivres naar dn colonnes. Het hoofddepot bevond zich te Lambaroe, alwaar 300 dragers, 50 pikolpaarden en 25 prauwen aanwezig waren. Hieruit werd Anak Galoëng aangevuld, terwijl Lambaroe zelf voorzien werd uit het hoofdmagazijn te Kota Radja; de laatste aanvulling ge schiedde zooveel mogelijk met prauwen, verder door draagpaarden (15), karren (12), en Chineesche koelies, wier aantal soms tot 300 klom. Door al deze maatregelen werd de aanvoer van alle behoeften gedurende den geheelen duur der operatie verzekerd en heeft men over onvoldoende transportmiddelen bij dezen tocht geene reden van klagen gehad. Twee jaren ongeveer had de organisatie van 1876 gewerkt, toen door den generaal Yan der Heijden daarin eenige door de practijk wenschelijk gebleken vereenvoudigingen werden voorgesteld. Reeds was, zooals wij hiervoren zagen, ter vereenvoudiging in het beheer in October 1877 het aantal afdeelingen en dus ook het aantal beheerders van 5 op 3 gebracht en bepaald dat de afdeelingen ook sterker dan 500 man konden gemaakt worden. In 1878 kwam de bevelhebber, na eene nauwkeurige inspectie, tot de overtuiging dat het beheer doelmatiger door één persoon kon worden waargenomen. Op zijn voorstel werd daarom bij Gouv.-Besl. van 25 Mei 1878 No. 15 de regeling van 1876 in dier voege gewijzigd, dat het toezicht en beheer over alle dwangarbeiders te Atjeh werd opgedragen aan één gepen- sionneerd kapitein, twee gewezen onderofficieren als schrijvers, één burgeropzichter op elke 200 dwangarbeiders, een mandoer op elke 25 dwangarbeiders. De reden, waarom in stede van gepasporteerde of gegageerde militai ren thans burgeropzichters voor ondertoezicht werden genomen, was, dat eerstgenoemden, blijkens de opgedane ondervinding, steeds trachtten zich als burgeropzichter bij de magazijnen en werken te verbinden, waardoor hunne positie financieel verbeterd werd. De betrekking van beheerder van het geheele korps werd op gedragen aan den gepensionneerden kapitein C. P. J. Kauffmann, die tot dien tijd met het beheer der le afdeeling was belast geweest. Hem werd later, toen de behoefte daaraan bleek, een luitenant kwartiermeester toegevoegd, hoofdzakelijk tot assistentie bij de uit-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 324