315
ding, kleeding, betaling, enz. wordt nog het volgende medegedeeld:
Gebruik. Hoewel de bestemming der dwangarbeiders uit den aard
der zaak in de allereerste plaats was het verrichten van transport
diensten, was het er ver vandaan dat zij steeds in hun geheel voor
dien dienst konden worden gebezigd.
Tot toelichting hiervan diene onderstaand staatje, aangevende de
indeeling der dwangarbeiders op 1 December 1875 (1):
SPECIFICATIE.
Op de verschillende posten gedetacheerd.
186
Op vijf der posten gedetacheerd voor oppassing der pikol-
paarden
32
Grassnijden voor dienst- en pikolpaarden
39
Bij den veestapel
23
Stapelmagazijn
22
Ten dienste van den officier van gezondheid belast met
de hygiëne
42
Ten dienste der keukens.
30
Corvée binnen Kota Radja
9
Bij den staf en de hoofdofficieren voor grassnijden.
26
Bij den garnizoensdokter
2
Oppassers in de ziekenzaal der dwangarbeiders.
5
Tuinlieden voor het hospitaal
9
Broodhalen
36
In het groote hospitaal werkzaam
87
hospitaal te Blang-Oë werkzaam
12
Op de vivresprauwen
92
Ordonnansen bij den onder-intendant
1
Vermist
26
Gemiddeld kwartierziek per dag
26
In het hospitaal verpleegd
117
Beschikbaar voor transport van vivres naar de posten,
munitie-vervoer en andere diensten
301
Totaal.
1123,
bovendien waren toen nog bij de genie ingedeeld 95 mandoers en dwang
arbeiders.
Aantal
dwangar
beiders.
(1) H. F. Meijer „Atjeh van 26 December 1875 tot 4 September 1876",
Inleiding
bladz. 25,