317 zich gereed maakte tot hervatting der operatiën in de XXII Moe- kims, de 3600 destijds aanwezige dwangarbeiders als volgt ingedeeld buiten Groot-Atjeh200 in de drie postenliniën295 te Kota Radja en voorwerken680 zieken540 reconvalescenten65 ter beschikking voor den transportdienst1820. Men kon dus toen voor den transportdienst op de helft van het aantal aanwezige dwangarbeiders rekenen. De dienst der bij verschillende plaatselijke werkzaamheden en corveeën ingedeelde dwangarbeiders regelde zich natuurlijk naar den aard dier werkzaamheden, die in den regel niet vermoeiend waren. Zwaarder was het werk, dat van hen gevorderd werd bij den arbeid aan het oprichten van versterkingen, zooals het vullen van zandzak ken, het opwerpen van borstweringen, het kappen, vervoeren en plaatsen van palissaden, het opzetten van gebouwen, enz., waarbij zij bovendien dikwijls aan 's vijands vuur waren blootgesteld. Als prik kel tot meer geregelden arbeid beproefde men hen aanvankelijk bij ploegen op taak te doen werkende ploegen konden dan, zoodra hun werk gereed was, inrukken. Deze wijze van werken leverde echter weinig of geen resultaten op, zoodat een geregelde dagelijksche arbeid van 6 uur tot 11 uur v. m. en van 1 uur tot 4 uur n. m. werd voorgeschreven; begrijpelijkerwijs moest van deze tijdsindeeling door de omstandigheden nog al eens worden afgeweken. De eigenlijke transportdienst was de zwaarste taak voor de dwang arbeiders, speciaal de dienst ten behoeve der ageerende colonnes, daar het terrein buiten de wegen in den regel moeielijk begaanbaar en de vrachten niet immer in overeenstemming met de physieke krachten der dragers waren. Wanneer er sprake is van afbeulen, van misbruik van dwangarbeiders, dan geschiedde dit hoofdzakelijk bij deze werkzaam heden. Yan den aanvang der 2C expeditie af is daarbij van de krachten der dwangarbeiders te veel gevorderd geworden. De drang der omstandig heden, die een voortdurenden toevoer van vivres, krijgsbehoeften en materialen noodzakelijk maakte, hield de transportkoelies als 't ware dag en nacht in de weer, een toestand, die nog verergerde, toen de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 328