318 dwangarbeiders, waarvan door de gebrekkige organisatie toch steeds een groot deel zoek was, door ziekte en sterfgevallen werden weggesleept, zoodat van de gezonden al meer en meer moest worden geëischt. De urgentie vorderde echter, dat menzelfs tot het over matige toe, de beschikbare werkkrachten bleef gebruiken, en dat die urgentie werkelijk bestaan heeft, mag men veilig aannemen; de be kende humaniteit van den generaal Yan Swieten zoude dit anders stellig niet hebben toegelaten. Na het vertrek der hoofdmacht, bij de offensieve operatiën in 1875 en 1876, werd de toestand even treurig. Hoewel in de orga nisatie der transportmiddelen gaandeweg verbetering kwam, namen de transporten, door de talrijke opgerichte posten, zoodanig toe, dat het aantal dwangarbeiders steeds ver beneden de behoefte bleef en van hunne krachten dientengevolge steeds het uiterste werd gevergd. Eerst later, toen talrijke andere middelen van vervoer den transport dienst zeer aanmerkelijk kwamen verlichten, konden de dwangarbei ders ook spaarzamer en doelmatiger worden gebruikt en werden hunne diensten veel verlicht. Men zag terecht in, dat men op die wijze het meeste nut van hen trok. Toch bleef bij operatiën op moeielijk tei- rein en bij ongunstig weder huune taak zwaar en zelfs bij de tochten in de XXII en XXYI Moekims, toen zij uitmuntend verzorgd en streng doch goed behandeld werden, was het dikwijls noodig hen tot uit- puttens toe te gebruiken. De geregelde vivres- en andere transporten, die in gewone om standigheden naar de posten liepen, waren echter minder bezwarend, vooral in de latere jaren van den oorlog. Al spoedig was men tot het inzicht gekomen dat 25 KG. voor een eenmansvracht te zwaar was en werd 20 KG. als maximum voorgeschreven, eene bepaling waaraan vooral onder het beheer van Kauffmann streng de hand werd gehouden en welke tot heden nog steeds wordt gehandhaafd. De afstanden, over welke die transporten liepen, waren in den regel ook niet groot, hoogstens 5 a 6 paal; de transporten van Kota Radja naar Lambaroe, 5 paal, o. a, waren in den regel om 11 uurv. m. terug en alsdan was de dwangarbeider buitengewone gevallen uitgezonderd voor het verdere gedeelte van den dag vrij. Bovendien was bepaald dat de dragers den terugweg onbevracht moesten afleggen. O 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 329