329
werden met vijf cornacs door Zr. Ms. stoomschip Soerabaia naar
Atjeh overgebracht, om aldaar bij het transportwezen te worden
beproefd. Van de cornacs waren slechts drie tegen hoog loon over
te halen, om bij de olifanten te blijven de overigen keerden terug.
Ook de drie eersten werden later door andere vervangen.
Eenige dwangarbeiders werden, onder toezicht van een wachtmeester
der cavalerie, met de zorg voor de olifanten belast. Een luitenant
kwartiermeester had het oppertoezicht.
Kort na aankomst te Atjeh stierf weder een der olifanten, aan
leverbotziekte, zoodat er slechts twee ter beproeving overbleven.
Zij werden gevoed met 10 KG. gekookte gaba met een weinig
zout, terwijl een tiental dwangarbeiders noodig waren tot het snijden
van grasde hoeveelheid gras per olifant is niet vermeld. De
jongen kregen, behalve gras, 4 KG. gekookte gaba.
Daar geen draagzadels waren medegekomen, werd er te Kota
Radja een vervaardigd, dat echter niet bijzonder voldeed. Lal er
werden er van Penang ontvangen; deze waren voorzien van draag
manden, zoodat men daarmede alleen in zakken verpakte goederen
Gn grint kon vervoeren. Langzamerhand werden nu de olifanten voor
den transportdienst gebezigd en de last tot op 600 KG. gebracht.
De olifanten voldeden te Atjeh niet. Hetzij doordat zij van minder
goed ras waren, hetzij zij niet doelmatig werden behandeld en ge
leid, hunne handelbaarheid liet veel te wenschen over. De slechte
toestand der wegen, onvoldoende draagkracht van sommige bruggen
en de omstandigheid dat de wegen niet breed genoeg waren, om olifanten
en karren elkander te doen passeeren, maakten bovendien dat men er
weinig aan had. Ook bleken de beide overgebleven dieren van eene
zwakke gezondheid te zijn en zeer licht ziek te worden; drukkingen
en kwetsuren genazen uiterst langzaam. Alle waren verder zeer
schrikachtig. Later werd beweerd dat de volwassen olifanten reeds bij
aankoop minder deugdzaam zouden zijn geweest.
De uitgaven voor de 4 aanwezige olifanten (twee oude en twee
jonge) bedroegen evenveel als die voor 30 draagpaarden.
Toen de derde olifant gedurende den loop der proef aan ouder
domszwakte gestorven was, volgde het voorstel de overschietende
dieren van de hand te doen en van verdere proeven af te zien.