383 woning en voeding, benevens voor eiken dag werkens een loon van De loonen van het opzichtvoerend personeel werden door den chef van het wapen der genie bepaald. De uitbetaling geschiedde eens per maand; een gedeelte van het loon kon aan de betrekkingen worden gedelegeerd. Tot aan de aan komst te Atjeh werd als „marsehsoldij" de helft van bovenstaand loon genoten. De verbintenis werd aangegaan voor een jaar. Werd een werker meer dan eene maand achtereen vermist, dan moest hij na terugkomst opnieuw een vol jaar dienen. Bij overtreding werd hij gestraft met inhouding van loon of met blokarrest; in crimineele gevallen volgens het militair wetboek. Het bevel over het korps geniewerkers te Atjeh was onder toezicht van den eerstaanwezend genieofficier opgedragen aan een kapitein der genie, aan wien een luitenant-kwartiermeester als administrateur was toegevoegd. Yoor de politie in de werkerskampementen beschikte de korpscommandant over 10 man kader, 2 mantries en 2 Chineesche opzichtersaan den administrateur waren voor het beheer toegevoegd 2 magazijnmeesters en 4 hoofdopzichters of opzichters. Bij aankomst ontving elk werker een nummer in de controle en werd hem verstrekt een koperen nummerpenuing, waarop waren aangegeven nummer, landaard en de klasse, waarin hij werd werkzaam gesteld. Deze penning moest bij appels, uitbetalingen, enz. steeds vertoond wordenhet verlies er van werd gestraft met 4 dagen loon- onthouding, het bezit van een verkeerden penning met 8 dagen loononthouding en blokarrest; bij herhaling werd de schuldige ge rechtelijk vervolgd. De vivres werden ontvangen en bereid in denzelfden geest als dit bij de soldatenmenages geschiedt. Alle betalingen bij het korps geschiedden door den administrateur, in tegenwoordigheid van den korpscommandant. voor Inlandsche koelies f 0.70 voor spoorwegwerkers, Chineesche koelies, Inlandsche man doers, tweede metselaars en timmerlieden, voor eerste metselaars en timmerlieden voor smeden en Europeesche werklieden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 344