385 „1875 tot en met 4 September 1876" „met dien spoorweg de geheele „toestand binnen onze hoofdvestigingIn den onzindelijken Atjehschen „Kraton werd grond aangevoerd tot ophooging van het terrein en „materialen voor den bouw van zooveel betere woningen en maga zijnen. De te evacueeren zieken en gewonden behoefden geen achttal „uren meer in eene sloep door te brengen, alvorens het ziekenschip „te bereikenverlieten zij thans bij zonsopgang Kota Radja, dan waren „ze reeds vóór acht uren des morgens aan boord. De te Oleh-leh „ontscheepte aanvullingstroepen behoefden, gepakt en gezakt, geen „marsch meer van eenige uren door een drassig terrein naar Kota Radja „te maken, maar kwamen, na debarkement, in een kwart uur op „de plaats hunner bestemming aan. Waar zoude men ophouden bij „de vermelding van al het goede, door den spoorweg in Atjeh te weeggebracht? De eerste slagen der stoommachine waren voorde „bewoners onzer door een hardnekkigen vijand omringde kleine ves tiging aldaar als de eerste krachtige ademhalingen eener herstellende „zware zieke; het eerste gefluit der locomotief klonk hun als een „juichtoon voor eene betere toekomst." Expeditie tegen Tenorn 1884. Bij de expeditie tegen Tenom in Januari 1884, sterk 85 officieren en 691 onderofficieren en manschappen, waren ingedeeld 430 dwang arbeiders met- hunne mandoers, verdeeld als volgt: Staf1 mandoer 11 dwangarb. 3e bataljon infanterie 1 Eur. opz. 4 mandoers 102 artillerie.2 52 genie2 50 geneeskundige dienst2 54 intendance1 Amb. opz. 6 144 Yan de dwangarbeiders der infanterie waren er 4 bestemd voor den staf van het bataljon, 12 per compagnie voor het transport van de kookketels en 1 dag vivresde overigen voor het vervoer van de reserve-munitie (20000 patronen). De dwangarbeiders der artillerie waren bestemd voor het trekken der onbespannen sectie bergartillerie en voor het dragen van de sectie mortieren en van een gedeelte der munitie-uitrusting van beide sectiëndie van den geneeskundigen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 346