EENIGE DER OORZAKEN, WAARAAN DE ONGUNSTIGE
RESULTATEN DER SCHIETOEFENINGEN ONZER
INFANTERIE ZIJN TOE TE SCHRIJYEN.
Wanneer ik in de krijgsgeschiedenis lees, dat de oude Engelsche
■boogschutters twaalf raaien in de minuut hunne pijlen afzonden en
op 200 meter hun doel zelden misten (1) en deze omstandigheid in
verband breng met de resultaten, die in het algemeen de schutters
van de Nederl.-Indische infanterie te aanschouwen geven, dan vraag
ik mij af, of het wellicht niet beter zoude zijn, vooral voor onze
Inlandsche infanterie, pijl en boog maar weder ter hand te nemen.
Ik bedoel niet de resultaten op het oefeningsterrein, hoewel ook
die niet zeer bevredigend zijnmaar in de eerste plaats de be
wijzen van geoefendheid, die in de laatste jaren te velde zijn gegeven.
Het is waar, ten allen tijde en ook bij beter geoefende infanterie
waren de schietuitkomsten in den oorlog betrekkelijk gering en
bedroegen slechts een klein gedeelte der vredesuitkomsten. Nauw
keurige opgaven hierover zijn echter zeer moeielijk te verkrij
gen. In eene oude tactische handleiding: „Traité de tactique"
van Guibert (1772), vindt men vermeld, dat destijds 250 a 300
1886, Dl. II. 23
De Min. van Kol. repliceert:
„Dat de soldaten in Indië in de laatsteja-
„ren niet zoo goed schieten als wenschelijk
„zoude zijn, vindt zijne reden daarin dat zij
„door de onophoudelijke aanvullingen in
„Atjeh niet genoeg konden worden geoefend.
„De oorzaak ligt dus niet in het gemis van
„eene schietschool." Ind. Mil. Tijdschr. 1885,
No. 4, bldz. 347.
(1) On méprisait Parcher Ecossais qui 11e pouvait tirer 10 ou 12 flèches a la minute
ou qui manquait une seule fois son but, éloigné de plusieurs centaines de pas (Journ.
des Sciences Militaires 1883 pag. 431).