360
2°. gure wind en vochtig weer de oorzaken zijn der ziekte
3°. dat beri-beri geene infectie-ziekte is.
Het zij ons vergund hieromtrent uit onze ondervinding de volgen
de toelichting te geven
Wanverhouding van arbeid en voeding treft men in geheel Indië
wellicht nergens meer aan dan bij de arbeiders in de tinmijnen op
Bankabij zeer slechten kost, aanmerkelijk minder dan dien der-
dwangarbeiders, verrichten zij dagelijks, onafgebroken, zwaren arbeid
in alle mogelijke weer, bij guren wind en regen, en met de voeten
meestal in het water loopende. Toch heeft zich de beri-beri nu en
dan in enkele districten in de laatste jaren vertoond en is weer ver
dwenen, terwijl de personen vrij onveranderd in den boven omschre
ven toestand bleven verkeeren, vele jaren vóór en ook na die, waarin
de beri-beri in die mijnen woedde.
Onder de bezetting te Blinjoe brak de beri-beri uit en heeft daar
epidemisch gewoed in October 1885 in een tijd van bijzondere, onge
kend lang aanhoudende droogte, zoo zelfs dat bijna geen drinkwater
meer verkrijgbaar was; van guren wind of vochtig weer was geen
sprake, de voeding was bepaald goed en ruim en de verrichte arbeid
niet meer dan anders en volstrekt niet vermoeiend, integendeel werd
op aanbeveling van den gewestelijken militairen commandant toen
veel minder dienst gedaan en vermoeiende marschen in 't geheel
niet uitgevoerd. De ziekte is eerst begonnen met eenige oudjes, die
pas van elders waren gekomen en vroeger reeds beri-beri hadden
gehad.
Al nemen wij echter ook met Aquila als zeker aan, dat de beri-
beri eene besmettelijke ziekte is, dat haar ontstaan niet anders kan
verklaard worden dan door infectie, en dat de door hem aangeprezene
middelen van isoleering en desinfectie de beste en meest afdoende
zijn, om de uitbreiding der ziekte te bedwingen, en al gelooven wij
ook dat wanverhouding van arbeid en voeding, gure winden, vochtig
weer en dergelijke invloeden nimmer de oorzaken der ziekte kunnen
zijn, dan kan ons dat toch niet van het geloof afbrengen, dat op die
uitbreiding de~ genoemde omstandigheden toch wel degelijk invloed
zullen uitoefenen.
De apodictische bewering, door Aquila op bladzijde 582 geuit, dat