361
de beri-beri zich ontwikkelt, geheel onafhankelijk van alle hygiënische
invloeden, noemen wij dan ook zeer gewaagd en door niets bewezen,
eerder het tegendeel. De tweede alinea op diezelfde bladzijde is reeds
in tegenspraak met die bewering daar wordt gezegd dat de ziekte het
weligst tiert in vochtige en heete laaglanden. Dit spreekt juist
vóór de veronderstelling dat de vochtige nachtlucht schadelijk er op
inwerkt. In die heete, lage streken, waar het sterkst afwisseling van
temperatuur plaats heeft, is ten gevolge der drukkende warmte over
dag, de soldaat des avonds het meest geneigd, om zich zoo min mogelijk
te bedekken zoo slaapt hij in en is dan, schier geheel ontkleed, aan de
binnendringende koude en vochtige lucht blootgesteld terwijl in
de koelere hooglanden des avonds niet zulk een drukkende warmte
in de kazerne heerscht, de soldaat zich dus beter van kleederen voor
ziet en meestal zijn lichaam nog met de sprei bedekt.
In de daarop volgende alinea wordt beweerd, dat in den bloeitijd
vau het leven de praedispositie voor beri-beri het grootst is, waarvan,
zooals reeds op de voorgaande bladzijde gezegd wordt, men zich door
een blik in de hospitalen kan overtuigenmen bedenke echter daar
bij dat ons leger, ten gevolge van den oorlog der laatste 13 jaren^
slechts nog betrekkelijk zeer weinig oude soldaten heeft, het grootste
Afgescheiden van deze quaestie zal toch niemand willen beweren, dat dit gezond
kan zijn, evenmin als de sterke tocht, die door de tegenover elkaar staande open
ramen en deuren vooral bij ruw weder, regen en harden wind, ontstaat.
De overmatige ventilatie of liever de ventilatie, verkregen door alle ramen en deuren
uit te nemen, is o. i., ook afgescheiden van de beri-beri quaestie, te veroordeelen. Wij
zelf hebben ons reeds als onderofficier dikwijls afgevraagd, wanneer wij bij ruw weder
des nachts de soldaten zagen blootgesteld aan den invloed van dat weder, hoe het
mogelijk was dat men dit vrijwillig deed, terwijl elk ander aardbewoner, zoowel
mensch als dier, daartegen zooveel mogelijk beschutting zoekt. Wij hadden dan steeds
medelijden met die arme drommels, maar gevoelden ons gelukkig zelf in een gesloten
kamertje te kunnen slapen en in dat opzicht gelijk met andere menschen te staan.
Het wil er bij ons niet in, dat die wijze van ventilatie met een goede hygiëne ver-
eenigbaar is. Breng goede ventilatie aan, vooral zoo hoog mogelijk, om bij nacht aan
de bedorven lucht, die noodzakelijk door het slapen van een groot aantal personen
in een naar rato kleine ruimte moet ontstaan, een uitweg te geven, doch maak van de
kazernes geen open loodsen of nog erger, waar regen en wind, koude en vocht vrijen
toegang hebben.