370 Het onversterkt gedeelte van den vuurmond, het langeveld, „la volée", heeft een platten band aan de monding, loopt vandaar kegelvormig naar achter en gaat vóór den voorsten ring in den cylindervorm over. Om het gewicht van den vuurmond tot een minimum terug te brengen, zijn de tappen in de richting der as aan de uiteinden cylinder- vormig uitgehold. In de rechter tapborst bevindt zich een insnijding voor den voet van de vizierkorrel en een gat voor de stifr, waarmee deze wordt bevestigd. Op zijde van dezen tap is het gewicht van het kanon gegraveerd, terwijl op den linkertap het nummer van het stuk wordt gevonden. Yoor op de monding zijn de trekken van 4 tot 4 genummerdNo. 1 in het midden onder aan en verder in de richting der rotatie van het projectiel. De „frette de culasse" heeft aan de achterzijde twee ooren; in het linker zijn aangebracht een gat voor de spil van de kraag van het sluitstuk en een 3tal insnijdingen voor die kraag „volet", terwijl in het rechteroor een kanaal voor den opzet en de noodige insnijdingen voor de klink „loquet" gevonden worden. Inwendig vindt men achtereenvolgens het getrokken gedeelte, den overgangskegel, die het getrokken gedeelte met de ligplaats dei- lading vereenigt en tevens dient om het projectiel te cercleeren, de cylindervormige kamer, den afsluitring en de ligplaats voor de sluit- schroef, die licht kegelvormig is. De ziel heeft 24 rechtsche concentrische progressive trekken (volgens „Plessix" 28, hetgeen zeker een drukfout is, daar volgens hem het „canon de 80 de campagne" er ook slechts 24 heeft). Zij zijn 0.5 mM, diep en 8 mM. breed en in de hoeken afgerond; de helling bedraagt van 2° 30' tot 7°. Het gewicht van het kanon bedraagt96.8 KG. dat van het sluitstuk8.2 Totaal105 KG., terwijl de lengte 1.2 M. is, en het kaliber, gemeten tusschen de velden, 80 mM. De sluiting geschiedt door het stelsel van de schroefsluiting en komt overeen met die van de kanons van 90 en 80 mM., behoudens eenige weinig belangrijke afwijkingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 381