EENE TOELICHTING.
Geachte Heer Redacteur
Omtrent de op den len Januari 1887 op te richten „Officiers-
„vereeuiging tot ondersteuning van nagelaten betrekkingen,'' verkee-
ren enkele officieren in het duister, of
1°. officieren, die zich thans als lid aanmelden, doch die nog vóór
den len Januari a. s. zullen gepensionneerd zijn, al dan niet als lid
zullen worden toegelaten
2°. in geval van overlijden van den aangewezen persoon, aan wien
de uitkeering zoude plaats hebben, al dan niet opnieuw een persoon
mag aangewezen worden, om eventueel de uitkeeringssom in ontvangst
te nemen, en
3°. het wel goed gezien is ge weest, om op de inteekenlijsten slechts
van 2°/o overledenen van de actief dienende officieren te gewagen en
niet er tevens op te wijzen, dat de sterfte onder de ouderen de
gepensionneerden zooveel grooter is.
Op de eerste vraag moet ontkennend, op de tweede bevestigend
worden geantwoord.
Omtrent het derde punt zij aangestipt, dat de statistiek onder de
900 gepensionneerde officieren van het Indisch leger leert, dat
van hen 's jaars 4% komt te overlijden het dubbel alzoo van dat
der actief-dienenden. Actief-dienenden en gepensionneerden te zaam
begrepen, zouden, aannemende dat er evenveel van de eersten als
van de laatsten zijn, dus een gemiddelde sterfte van 30/o aanwijzen.
Maar daaruit volgt nog geenszins, dat men dus in lateren tijd ge
middeld iedere maand Smaal het bedrag der contributie zal hebben
te storten.
Een voorbeeld zal dit duidelijk maken.
Aannemende, dat er 1400 leden zijn en wel 900 actief-dienenden