400
gesteld met den inhoud van zijn tot den auditeur-militair gericht
schrijven, dd..., met verzoek, om voor de overbrenging van den be
klaagde naar het provoosthuis het noodige te doen verrichten;
dat ingevolge den in dit renvooi vervatten last beklaagde, wien, wegens
de door hem in zijn bezwaarschrift gebezigde uitdrukkingen, reeds door
zijn compagniescommandant het arrest in het kwartier was aangezegd,
is overgebracht naar het provoosthuis
Overwegende dat nu bij artikel 1 van het reglement op de rechtspleging
bij de landmacht is bepaald, dat geen militair wegens misdaad in rechten
mag worden betrokken, dan volgens de wet, in de gevallen en volgens de
wijze door dezelve voorgeschreven;
dat bij artikel 4 van datzelfde reglement aan elk officier en onder
officier het recht wordt gegeven, om dezulken, die van minderen rang zijn
dan hij zelf is, het arrest aan te zeggen, wordende bij artikel 5 aan die
personen de verplichting opgelegd, om van dat recht gebruik te maken,
zoodra hun bekend is, of door hen op waarschijnlijke gronden vermoed
wordt, dat de mindere in rang zich aan eene aanmerkelijke fout, of eenige
misdaad heeft schuldig gemaakt, terwijl bij artikel 7 wordt bepaald, dat
degene, die in een der garnizoenen het arrest geordonneerd heeft, daarvan
direct rapport zal doen aan den commandeerenden officier van het korps,
waartoe de gearresteerde behoorten, ingeval de aard der zaak zulks ver-
eischt, tevens over te geven eene schriftelijke klacht, behelzende de reden of
redenen, waarom het arrest is geschied, met de bijvoeging der bewijzen
of aanwijzing der getuigen, daartoe betrekkelijk;
dat ingevolge het bepaalde bij artikel 8 van zooeven genoemd regle
ment, den commandeerenden officier van het korps, waartoe de gear
resteerde behoort, de verplichting wordt opgelegd, om daarop de zaak te
onderzoeken, terwijl uit de drie daaropvolgende artikelen consteert:
,1°. dat indien bij dat onderzoek niet gebleken is, dat de gearresteerde
schuldig is aan het hem ten laste gelegde feit of wel volgens artikel
10 van het reglement op de rechtspleging bij de landmacht, dat de ge
arresteerde onschuldig is deze direct uit zijn arrest zal moeten wor
den ontslagen en daarvan rapport zal behooren te worden gedaan aan
den commandeerenden officier van het garnizoen;
2°. dat de commandeerende officier van het korps, indien hij, naar aan
leiding van het voorschreven onderzoek, bevindt dat de gearresteerde
wel schuldig is aan hetgeen hem ten laste is gelegd, doch dat de zaak
den dienst van het regiment of van het korps betreft, en niet is van dien
aard, dat daarin door een krijgsraad moet worden recht gedaan, de straf