401 -
zelf zal bepalen en daarvan rapport; zal doen aan den commandant van
het garnizoen;
3°. dat de commandeerende officier van het korps, indien hem op grond
van het gemelde onderzoek is gebleken, dat de gearresteerde zich ver
moedelijk aan de hem ten laste gelegde daad of overtreding heeft schul
dig gemaakt, en dat dezelve van dien aard is, dat daarin door een krijgs
raad uitspraak moet worden gedaan, van deze zijne bevinding dadelijk
zal kennis geven aan den commandeerenden officier van het garnizoen
dat bij artikels 12, 13 en 14 is bepaald, hoe de commandeerende
officier van het garnizoen behoort te handelen, voor hot geval eene
zaak, als zooeven sub 3 bedoeld, is ter zijner kennisse gebracht;
Overwegende dat verder bij artikel 80 van het crimineel wetboek
voor het krijgsvolk te lande is voorgeschreven, dat elk militair verplicht
is in den dienst de orders, hem gegeven door dengene, die boven hem
gesteld is, terstond en zonder daartegen te redeneeren, te gehoorzamen
en getrouwelijk te volbrengen, behoudens het recht om, wanneer hij zich
door die orders bezwaard vindt, daarna zijne klachten in te brengen;
Overwegende dat, naar aanleiding van de woorden van laatstgenoemd
wetsartikel, de hoogste militaire autoriteit van een garnizoen of van een
gewest de bevoegdheid zou hebben, om niet alleen het imperatieve ar
tikel 1 van het reglement op de rechtspleging, doch ook de overige
reeds aangehaalde artikelen van dat reglement tot eene doode letter te
maken, hetgeen toch onmogelijk in de bedoeling van den wetgever kan
hebben gelegen, daar deze juist'de zooeven bedoelde wetsartikelen heeft
in het leven geroepen, opdat zij een waarborg zouden opleveren, dat het
lot van een minderen militair niet afhankelijk zou worden gesteld van
de willekeur van één enkelen meerdere in rang, en opdat een militair
niet op eene lichtvaardige wijze in rechten zou worden betrokken;
dat dan ook de reeds genoemde bepalingen der militaire rechtspleging
zijn van openbare orde, die bepalingen stiptelijk en in de volgorde, als
door de wet is voorgeschreven, behooren te worden opgevolgd, en alle
akten, niet overeenkomstig die bepalingen, moeten geacht worden te zijn
nietig en van onwaarde;
Overwegende dat nu de in deze gevolgde wijze van behandeling der
zaak A. N. van af den beginne is in strijd met meergenoemde wettelijke
bepalingen en, moge ook al het opmaken van eene klacht, op last van
een superieur, minder bezwaren in zich sluiten, voorzeker de over wij zing
naar den krijgsraad, desnoods zooals dit gewoonlijk geschiedt bij offi-
cieele missive aan den auditeur-militair, ingevolge de wet enkel en
1886, Dl. II. 27