405
hoorlijk onderzocht ontvangen zal, ten einde met de noodige juistheid,
cn toch tevens met den in militaire strafgedingen zoo zeer gewensehtcu
en door den wetgever aanbevolen spoed, in de zaak eene beslissing te
nemen), moet worden aangenomen de met de militaire hiërarchie overeen
stemmende leer, dat daar, waar aan eenen garnizoenscommandant de be
voegdheid gegeven is, een verdachten militair naar den krijgsraad over
te wijzen, die bevoegdheid den boven den garnizoenscommandant gestel
den afdeelingscommandant ipso jure mede toekomt;
Overwegende dat eveneens onjuist is 's krijgsraads beslissing, dat de,
op last van den afdeelingscommandant, ingediende klacht onwettig is,
vermits toch ieder superieur, wien bekend is, dat een militair verdacht
wordt zich aan een strafwaardig feit schuldig gemaakt te hebben, go-
houden is, in geval de aard der zaak zulks vereischt, eene schriftelijke
klacht in te dienen (art. 7, R. L.) en de genoemde gewestelijke comman
dant, als bevelvoerende over alle militairen in zijn gewest, en dus ook
belast met de zorg, dat alle voorschriften betrekkelijk den militairen dienst
behoorlijk worden opgevolgd, niet alleen bevoegd, maar zelfs gehouden
was den officier van gezondheid A., die verzuimd had aan die verplichting
te voldoen, op te dragen, als nog overeenkomstig de wettelijke bepalingen
eene klacht in te dienen
Overwegende dat derhalve de krijgsraad door de naar aanleiding dier
klacht gedane overwijzing der onderwerpelijke zaak op last van den af
deelingscommandant, ook al ware die overwijzing in strijd met het gevoelen
van den garnizoenscommandant, hetgeen wel in het vonnis aquo vermeld
staat, doch uit de overgelegde processtukken niet blijkt, op wettige wijze
van de zaak is gesaisisseerd
Overwegende dat alsnu behoort te worden onderzocht, of de beklaagde
zich aan het hem ten laste gelegde feit al dan niet heeft schuldig ge
maakt, en zoo ja, welk misdrijf daardoor is gepleegd, en tot welke straf
beklaagde behoort te worden veroordeeld
Overwegende dat de krijgsraad terecht hoewel geheel ongemotiveerd
heeft aangenomen, dat het den beklaagde ten laste gelegde feit, als zoude
hij een bezwaarschrift hebben ingediend, waarin, op hoogst insubordina-
ten toon, den eerstaanwezend officier vau gezondheid, zijn meerdere
in rang, onware en lasterlijke handelingen worden ten laste gelegd, wettig
geconstateerd is, vermits de ten procosse overgelegde schriftelijke reclame
tegen de op den door dien eerstaanwezend officier van gezondheid den
beklaagde opgelegde straf van plaatsing in de 2° klasse van militaire
discipline, wegens herhaalde dronkenschap, welke beklaagde erkend heeft