425
beschermd door een dunne heg (om de Chineezen te beletten, indien zij
het dorp nemen, zich daarvan tegen ons als van eenen verdedigbaren
wal te bedienen).
Eene groote verhakking wordt gemaakt om den vijand te beletten,
dat punt aan te vallen.
10 Januari.
In den nacht van den 9en op den 10en, ten twee ure in den mor
gen, wordt het blokhuis aangevallen door een troep Chineezen, van
den weg van Yen gekomen. De sergeant, die de wacht in het blok
huis commandeert, laat hen tot 50 M. naderen en opent toen het
vuur. Eenige salvo's zijn voldoende, om de Chineezen op de vlucht
te jagen. Het grootste aantal trekt terug naar de derde der hoogten,
die op verschillende afstanden op den weg van Yen liggen (de 3de van
af het blokhuis, wanneer men de hoogte van het blokhuis als eerste
telt). Yan af die hoogte beschieten zij het blokhuis op 250 M.
en de citadel op 600 M. Eenige Chineezen, waarschijnlijk ver
dwaald, begeven zich, in plaats van langs den weg van Yen terug
te keeren, naar de citadelzij worden met een salvo ontvangen
door de wacht van het Zuider-ravelijn en vluchten langs de moerassen.
Er was ook een troep Chineezen langs eenen tweeden weg van Yen
gekomen, een weg die eene vrij sterke terreingolving doorsnijdt ten
Hoorden van den eersten. Yan het uiteinde van die terreinplooi vuurt
bedoelde troep op 400 M. op de citadel. Het vuur der beide
troepen duurt niet langer dan een kwartier na de verdrijving der
aanvallers van het blokhuis; de rest van den nacht gaat rustig voorbij.
Toen het dag was geworden, vond men op het terrein, waarlangs
de Chineezen vooruittrokken voor den aanval op het blokhuis, een
achterlaadgeweer, verschillende blanke wapenen, zakken met bus
kruit of springladingen en ongeveer 1000 patronen.
In den namiddag maakt de verkenning, die naar den tweeden weg
van Yen is uitgezonden (noordelijke weg), zich meester van twee
paarden.
16 Januari.
Gedurende drie dagen komt eene Chineesche patrouille van 15
man geregeld eiken dag 's morgens om tien uur van Dong-Yen tot
aan de „Groote heg" (tot aan het punt, waar deze door den weg van
1886, Dl. II. 29