EENIGE A ANTEEKEN INGEN BETREFFENDE HET TRANSPORT DOOR DRAGERS BIJ ONZE MILITAIRE EXPEDITIËN. Bij de militaire expeditiën in Ned.-Indië zal het, voornamelijk in den aanvang en gedurende het ageeren, zelden voorkomen, dat het vervoer der verschillende benoodigdhedeu anders dan door middel van menschen dragers kan geschieden. Meest altijd ontbreken eenigszins goede land- of waterwegen, of wel is het terrein zóó moerassig, dat daarop geen lastdieren en nog minder voertuigen kunnen gebruikt worden. Om aan de zware eischen te kunnen voldoen, die, vooral in het begin eener expeditie, aan het transportwezen moeten gesteld worden, is het noodig dat alles wat daarop betrekking heeft zooveel mogelijk, tot zelfs in de onderdeelen, geregeld zij. Is de expeditie eenmaal aangevangen, dan ontbreekt de tijd tot verandering van de wijze van verpakking of tot den aanmaak van de voor het vervoer benoodigde middelen. Ten einde eene expeditie in een korten tijd te kunnen uitrusten, zooals dikwijls moet geschieden, zullen daarom de verschillende benoodigdheden reeds zoodanig verpakt in de magazijnen moeten zijn opgeborgen, als zij te velde vervoerd worden. Tot het treffen eener goede regeling voor het vervoer te velde moet vooraf worden nagegaan, hoe zwaar de vracht is, die door een drager in verschillende omstandigheden kan vervoerd worden, en hoe zwaar sommige mede te nemen voorwerpen zijn. Voor zooveel mij bekend, bestaan er geen voorschriften, hoe zwaar de belasting van de bij onze militaire expeditiën ingedeelde koelies mag zijn. (1) In 1876, toen de sterfte onder de als koelies gebezigde dwangar beiders te Atjeh bijzonder groot was, werd, naar ik vermeen ten gevolge (1) Eenige gegevens daaromtrent vindt men o. a. in den Instructie-Inventaris der Artillerie. In de volgende aflevering zal daarover een en ander worden mede gedeeld. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 447