455 sten, gelijkende op de krijgsraden zelve, verminderd met de arme verdoolden, over wie moet recht worden gesprokenTot welke belangwekkende en leerrijke discussies zouden zij aanleiding geven. In dit tijdschrift vindt men reeds een bundel vonnissen en sententiën, door Metis vergaard, der bespreking overwaardig. Naar mijne meening heeft den ontwerper van algemeene orders als de door u aangehaalde N°. 68 van 1869, al worden daarin mis schien eene enkele maal minder doordacht de 3 hoofdwapens genoemd, in het algemeen het wapen der Infanterie voor den geest gestaan, dat dan toch ook het hoofdwapen par excellence is. Zoo acht ik het voorgeschrevene betreffende de theorieën der of ficieren in deze algemeene order dan ook meer uitsluitend op de Infanterie toepasselijk. De reglementen van dat wapen zijn, ten minste met de onze vergeleken, zeer eenvoudig; iedereen heeft, toen hij officier werd ze uitmuntend gekend, en een officier der Infanterie, die sedert geruimen tijd niet geëxerceerd heeft, behoeft het geen te groote moeite te kosten om zijn geheugen weder eens op te frisschen en in korten tijd op de hoogte te zijn. Dat men die officieren, welke op het terrein bewijzen blijven geveD, de reglementen practisch niet in alle opzichten goed en oordeelkundig te kunnen uitvoeren, tot meer ijver tracht aan te sporen, door hen de theorieën met de jonge luitenants te doen bijwonen, wie zal dat misduiden, en die officieren mogen de laatsten zijn om zich daarover te beklagen. Bij ons is de toestand geheel anders. Hoevelen onzer luitenants hebben bij hunne aanstelling de reglemen ten der bereden artillerie in hun geheel en omvang gekend? Misschien alleen de enkelen, die afkomstig waren van de Artillerieschool te Weltevreden. Voorts worden de meeste luitenants, die na aankomst in Indië bij eene veldbatterij worden geplaatst, reeds zoo spoedig naar de vestingartillerie overgeplaatst, dat het onredelijk zoude ziju van lien te eischen dat zij in dien tijd doorkneed in de reglementen, zoowel theoretisch als practisch, zijn geworden. Het mocht tot nu eene zeldzaamheid genoemd worden, wanneer een luitenant langer dan twee jaren achtereen bij eene batterij bleef. Soms komen die luitenants eerst na jarenlange afwezigheid bij de batterijen terug, en moeten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 466