471 proefd worden, of liet schieten op beweegbare doelen regel kan wor den, zoodra de man behoorlijk kan richten en met het schot ver trouwd is geraakt. De inwendige dienst van het bataljon wordt door de kapiteins en luitenants, volgens toerbeurt, waargenomen, zoodat per kazerne één officier van de week is. Deze is niet vrij van de overige diensten. De instructie betreffende de depotbataljons (1) is vrij wel volledig. Jammer dat ook daarvan zooveel onuitgevoerd blijftik noem b. v. artikel 11: „Het kader, dat organiek tot de depotbataljons be- „hoort, moet zoo min mogelijk tot aanvulling van andere korpsen „worden gebezigd." 't Zou echter eene belangrijke verbetering zijn als de depotbataljons niet telkens en telkens weer nieuwe lichtingen kregen. Dan zou het recruten-onderricht een geregeld verloop kun nen nemen, en dan eerst kan de thans in de instructie bepaalde termijn ter oefening in de practijk toegepast worden. In plaats van de tegenwoordige indeelingsmethode behoeft slechts bepaald te worden, dat de recruten, in Januari geworven of aange komen, bestemd zijn voor het lc, die van Februari voor het 2e depot bataljon, enz. Met de uitzondering, dat de recruten van Oost-Java nooit bij 't 3e, die van Midden-Java niet bij 't 2e en die van West-Java niet bij 't le depötbataljon ingedeeld mogen worden, maar dat deze c. q. voor dat depotbataljon bestemd zijn, welks beurt volgt. Dit voorbehoud is noodig, wijl 't geraden schijnt de nieuwelingen niet dicht bij hunne negeri in te deelen. De garnizoensdienst is tegenwoordig een der voornaamste belem meringen van den geregelden gang van zaken. Hij berooft de com pagnieën van zooveel manschappen, dat soms geen harer zelfstandig kan geoefend worden. De regeling, door kapitein Lawick van Pabst onlangs in dit Tijdschrift omschreven (2) (16e Jrg. H°. 7), bewijst dat verbetering zeer wel mogelijk is. Door de wacht- en andere diensten, die de practische oefeningen belemmeren, te doen verrich ten door een bepaald onderdeel van het garnizoen of het korps, d. i. (1) Voorloopige instructie, gearresteerd bij disp. v. d. Comdt. v. h. leger, dd. 9 November 1878. Men zie ook: Ind. Milit. Tijdschr. 11e Jrg. N°. 1 (blz. 79 e. v.). (2) Ik acht mij verplicht aan te merken, dat ik overigens zijne theorie niet deel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 482