475 min officier in de maatschappij, als men het zonder de laatste in het leger is. Ik hoor al tegenwerpen: Er zijn toch zooveel min be schaafde uitstekende krijgsoversten geweest! Zeker. Maar er zijn niet minder uitstekende bevelhebbers geweest, wier wellevendheid, wier galanterie zelfs hun een gewichtige rol ia de geschiedenis toedacht. Er ia ook een Jeanne d'Arc geweest en nog nooit is het iemand in de gedachte gekomen, een herderinnetje aan 't hoofd onzer troepen te Atjeh te plaatsen. De geschiedenis geeft lessen, geen voorbeelden. Nemen wij al aan, dat de beschaving, met haar invloed op karak ter, geest en zenuwen, zonder beteekenis is voor de militaire hoe danigheden van een troepenleider, dan is daarmee nog geenszins gezegd dat zij voor ons geen waarde heeft. Niemand toch zal ont kennen, dat ons korps het recht heeft zich in deu eersten stand mee te rekenen. En hoe zal het dat recht handhaven als de officier zich niet in de hoogste kringen weet te bewegen; als hij zijn ge zelschap niet kiest overeenkomstig- dien standals hij zich in wijze van handelen of denken daar niet thuis gevoelt Ook in dat opzicht moeten wij mannen van onzen tijd zijn. „Es „bildet ein Talent sicli in der Stille, sich ein Charakter in dem Strom „der Welt." Meedoen, lezen, opmerken, zij moeten ons leeren wat in de wereld te koop is. Niemand is daarin volleerd als hij in ons korps treedt. De omgeving, de samenleving, de omgang der kame raden onderling kunnen hier van ingrijpenden invloed zijn. Eerst waar deze niet in tekortkomingen voorzien, trede de chef op. Maar zoo ooit, dan zal deze daarbij proeven van menschenkennis en tact hebben af te leggen. Men is door niets lichter in eigenliefde en trots ge kwetst dan door bemerkingen over 't savoir faire en 't savoir vivre. Eene buitengewone lichtgeraaktheid, een paradoxale fierheid doet vaak in de fout volhardendoet haar eene kwaal wordenzoodra men in de terechtwijzing iets krenkends meent te ontdekken. Intusschen heeft ook de wellevendheid haar tot hier toe en niet verder, 't Andere uiterste kenmerkt den saletjonker, den fat. Waar dit veld wint, sluipt de verwijfdheid binnen. Ik kan mij niet voor stellen, dat een manlijk karakter huist in den luitenant, die, tijdens het „Kriegspiel", nu en dan voor den spiegel treedt om zich te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 486