476 verzekeren, dat de nette scheiding zijner lokken nog ongeschonden is. Een type dat A. Yon Rössler in zijne teekening: „Offiziere „beim Kriegspiel" zeer geestig weergaf in Ueber Land und Meer (N°. 84 Jrg. 1884—85). Ik zal niet uitweiden over de onverklaarbare zelfgenoegzaamheid, die sommigen den omgang der collega's doet mijden; noch over het betreurenswaardige, dat niet meer voordeel kan getrokken worden van de vormende macht van het schoone geslacht. Tijdens de op leiding dient ook die macht aangewend te worden, tijdens de opleiding moet karaktervorming reeds een hoofdfactor zijn. Mij rest eindelijk, met een enkel woord te spreken over onze administratieve bezigheden. Hoewel ik eene diep ingrijpende veran dering voorstel, kan ik toch kort zijn, wijl ik de quaestie alleen beschouw met het oog op de roeping en den werkkring van den infanterist. Aan een bekwamer denker op administratief gebied moet ik de verdere uitwerking overlaten. Ik ga van de grondidee uit dat het der administratie en der intendance, evenals ons zelf welkom moet zijn, dat de troepenofficieren zich zoo weinig mogelijk met haar arbeid te bemoeien hebben. Daarom acht ik het wenschelijk, dat het administratief beheer van elk veld en depotbataljon, in zijn vollen omvang, in handen komt van een luitenant-kwartiermeester, onder wiens bevelen het noodige onder geschikte personeel werkzaam is. De officieren en 't kader der compagnie worden daardoor van de tijdroovende, feitelijk niet tot hun krijgsmansambt behoorende, administratieve bezigheden en verant woording geheel ontheven. Ik ben hier niet bij mijne leest gebleven en hoop dan ook de straf niet te ontgaan, als iemand een beter voorstel in plaats van 't mijne ter beschikking heeft. Met vrijmoedigheid heb ik mijne opinie gezegd; aanmerkingen en terechtwijzingen zullen mij welkom zijn. Bij het weergeven der denkbeelden over oefening en leiding bestond bij mij de overtuiging, dat in een niet ver verwijderde toekomst de practijk de beginselen moet huldigen, waarop zij steunen. Zijn er onder de oudere kameraden, die 't recht van bestaan der grieven erkennen, doch den schrijver

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 487