DE KANSEL, DE KAPOTJAS EN DE SPREI. Wanneer men een zeker gewicht, neem 25 kilogram, op de punt van een stok plaatst, en dien stok verticaal op een aarden bodem laat rusten, dan zal die stok in de aarde dringen Legt men echter dat gewicht op een groot plat vlak, dan zal de indruk van dat vlak op den grond nauwelijks zijn waar te nemen. Belast men een paard met een ruiter en zet men dien ruiter op een miniatuur zadeltje, dan wordt de rug van het paard op den langen duur pijnlijk maar plaatst men den ruiter op een naar behooren groot zadel, dan draagt het paard zijn last met veel meer gemak. Geeft men een soldaat uren, soms dagen achtereen een pak op den rug, dat met dien rug slechts een klein aanrakingsvlak heeft, dan komt de soldaat in het geval van het paard met het kleine zadeltje, zijn rug wordt pijnlijk en de man komt buiten gevecht. Onze ranseldrageude militair nu torscht op zijn rug, wanneer hij in marschtenue is, een kleinen vierkanten ransel, die, wanneer hij ge pakt is, eene onregelmatige gedaante aanneemt, en met één, soms met twee zijner oneffenheden tegen het lichaam van den man aansluit. Om en op dat ranseltje worden bevestigd: eene kapotjas, eene sprei, een paar schoenen en een eetketel, zoodat alles te zamen een omvangrijk pak vormt, waarvan alleen het midden, het ranseltje, middels zijne oneffenheden, op den rug steunt. Dat lastige voor werp wordt nog altijd als onmisbaar beschouwd voor den soldaat te velde, en daarom getroost het land zich de kosten der aanschaffing en van het onderhoud der ransels, (1) eene uitgave die werkelijk zeer belangrijk is. Wat ziet men echter gebeuren? Nauwelijks is een troep op het (1) De tallooze reparatiën voor rekening van den man buiten beschouwing gelaten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 489