EENE TOELICHTING OP DE BROCHURE YAN DEN
HEER PRUIJS VAN DER HOEYEN.
Op bladz. 65 en 66 van de brochure van den Heer Pruijs van der
Hoeven: „Mijne ervaring van Arjeh, komt, het volgende voor:
„Een ander betreurenswaardig feit was het overvallen van een
„transport bij Ketapan Doea. De militairendie het onder com-
„mando van een onderofficier begeleiddenhadden hunne geweren
„niet geladen, enkelen zelfs hadden hunne wapenen op een kar
„gelegd, allen marcheerden zonder orde en zorgeloos. Onverwachts
„uit een hinderlaag overvallen, werden eenigen gedood, anderen
„gewond en de geweren en patronen door de Atjehers buit
gemaakt. Dergelijke voorvallen van zorgeloosheid kwamen meer
„voor en maakte het noodzakelijk dikwijls diensten aan officieren
„op te leggen, die, ware het kader voldoende geschikt geweest, aan
„onderofficieren hadden kunnen worden opgedragen."
Daar de Heer Pruijs van der Hoeven er in de eerste plaats belang
in moet stellen, dat al hetgeen in zijne brochure voorkomt, op waarheid
gegrond is, neem ik de vrijheid bovenstaande zaak meer nauwkeurig
weer te geven, waartoe ik mij eenigszius bevoegd acht, aangezien ik,
destijds postcommandant te Ketapan Doea zijnde, de zaak het eerst
heb onderzocht en wel naar aanleiding der verklaringen van ooggetuigen.
Alvorens echter tot de zaak zelve over te gaan, diene het volgende,
dat mijns inziens hiermede in nauw verband staat. Een paar dagen
voordat deze zoo betreurenswaardige overvalling plaats had, betreurens
waardig omdat hierbij weder zooveel menschenlevens verloren gingen,
werd mij door eenige kamponghoofden in de nabijheid van Ketapan
Doea medegedeeld, dat er zich een groot aantal kwaadwilligen tusschen
dezen post en het gebergte ophielden. Dadelijk werd door mij een
rapport naar Kota Radja gezonden, dat denzelfden dag, ongeveer 10