489
Strodikromo, stamb. N°. 4710, bracht nog een paar bajonetsteken toe
nadat hij een klewanghouw over den rechterarm had ontvangen,
greep hij het geweer met de linkerhand om het te behouden, doch,
na een slag over beide oogen, moest hij zijn wapen afgeven. De
Europ. fuselier Admiraal, stamb. N°. 68135, liet zich, na een klewang-
houw over den schouder ontvangen te hebben, dadelijk zijn geweer
ontnemen en liet men hem verder ongedeerd. Hieruit, alsmede uit
het feit dat men de ongewapenden niets deed, en het openen der
geweerkist, die gelukkig leeg was, bleek duidelijk dat het weer alleen
om de wapenen te doen was geweest.
Dat de manschappen zonder orde en zorgeloos marcheerden en
enkelen hunne wapenen op een kar hadden gelegd, was uit geen der
verklaringen op te makenuit alles bleek mij het tegendeel.
Hoe kwam men dan aan dit praatje? Zeer eenvoudig van een be
vriend Atjeher, het kamponghoofd van Aroen, wiens kampong later
vernield is, omdat hij met den vijand heuldedie man was dien morgen,
zeer toevallig in de nabijheid geweest van de plaats, waar het trans
port werd aangevallen en had de zorgeloosheid gezien. Zijne verklaring
werd natuurlijk voor de zuivere waarheid gehouden. Zoude het ook
meer nabij de waarheid zijn dat hij zelf bij de aanvallers geweest
is? Ik had daarvan de overtuiging en gaf dit duidelijk genoeg te
kennen; later werd ik hierin nog versterkt, daar vrij zeker was
uitgemaakt dat de kwaadwilligen, den nacht vóór den overval, in de
kampong Aroen hadden doorgebracht.
De majoor Steenvelt, die met het 14e bataljon infanterie in de
nabijheid exerceerde, zond, nadat een der ongewapenden hem het
ongeval gerapporteerd had, dadelijk zijn adjudant Popelier, die geheel
alleen vooruitrende, om te redden wat nog te redden vielbet was
echter niet veel, allen lagen reeds te zieltogen, de vijand had bijtijds
een goed heenkomen gezocht engevonden. Dadelijk ging
Popelier door naar Ketapan Doea, om mij het noodige te rapporteeren
eu tandoes te halen. Toen hij op de plaats des onheils terugkwam,
vond hij Strodikromo en Damoiseaux reeds overleden. Blom stierf
even daarna, Baron Yon Buntini twee of drie dagen later; Admiraal,
die het minst gewond was, bleef in leven.
Met leedwezen schrijf ik het bovenstaande ter neer, daar mij de
1886, Dl. II. 33