INDISCHE MILITAIRE MUZIEK. Als er te Batavia gejubeld wordt bij het vijftigjarig bestaan der stafmuziek, dan hoort men te gelijker tijd jammerklachten over de hartverscheurende kreten, die overal elders in onzen archipel de muziekkoepels verlaten. „Wat of toch dat snikken en snott'ren beduidt, „Dat heesch en dat krijtend hyeenen geluid?" Zoo waren ook dikwijls mijne overpeinzingen bij het aanhooren van muziekuitvoeringen, waarvoor ik, als zijnde met het toezicht op de muziek belast, n. b. zelf het programma vaststelde. En die overpeinzingen bepaalden zich niet tot een bloote beschou wing van dien toestand alleenmaar ook tot de middelen om aan die ellende een einde te maken, 't Gebeurde wel eens, dat er eene verandering ten gunste plaats had, als het noodlot een af gekeurd stafmuzikant herwaarts voerde, om als een ster van ongekende grootte te schitteren, maar dit was slechts een tijde lijk verschijnsel aan den muzikalen hemel. Weldra toch kwam ik tot de treurige ervaring, dat de muzikale talenten bij bedoeld individu overtroffen werden door andere, die hem weldra rijp maakten voor de 2° klasse van discipline en erger. Somtijds weer scheen de toekomst helderder door een vermeerdering der kapel met één of meer sujetten, afkomstig van het korps pupillen te Gombong, maar ook dit was meestal van tijdelijken aard, daar deze er meer heil in zagen, door eene plaatsing op de kaderschool een trapje hooger te klimmen op de militaire ladder dan als fuselier te blijven loopen bij eenig muziekkorps. Zoo was er nu en dan een flikkering waar te nemen, maar om de duisternis, die er op volgde, nog grooter te maken en de weening en knarsing der tanden van de toehoorders tot het uiterste te voeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 503