519
werking van „intrigues" en „kuiperijen" (bl. 315 van het aangehaald ar
tikel) tal van mannen hebben samengezworen om het „vooruitzicht van
„miskenning" tot waarheid te maken."
„Maar aan den anderen kant zal men, deze stukken onbevooroordeeld en
aandachtig lezende, vergelijkende, onmogelijk den indruk kunnen krijgen,
dat er gronden te over waren om van herhaling van den aanmaak finaal
af te zien. Men moet een proef goed nemen, volmaakt goedof men late
haar geheel na. De proeven nu zijn niet met voldoende zorg genomen;
bij de verzendingen is het hooi niet genoegzaam tegen nat, enz. beveiligd,
zijn de pakken niet tegen beschadiging gevrijwaard geweest; behoudens
het bl. 433 opgeteekende over „scherp toezicht" blijkt uit de rapporten
van geen enkelen maatregel om te voorkomen, dat ondergeschikte en bij
grasleveranciën belanghebbende stalwachten het hooi met opzet voor de
paarden onsmakelijk konden maken. Tegenover ongunstige resultaten
viel er bovendien op gunstige rapporten te wijzen, en het is wèl zeer
opmerkelijk, dat juist de proeven, genomen door de reizende officieren,
d. w. z. door hen die voor hun eigen paarden hadden te waken, gunstig
luiden, terwijl al de officieel met 's rijks paarden genomen proeven
afkeurend zijn! Yoegt daarbij de bevindingen van den Heer VETHende
ervaring in Bantam opgedaan, verder de getuigenissen van den heer
Toussaint en van maj. Boelen zeivenwaarlijk dan mag men gerust
zeggenof men had de zaak niet moeten beginnen, öf toen ze begonnen
was, had men haar niet met dergelijke resultaten moeten stuiten. Het
oordeel dat hier geen goed hooi te maken is, wordt wijders gelogen
straft door het bedrijf van particulieren, die sinds maj. Boelen's fabricage,
te Batavia vervaardigd hooi geregeld ter verkoop adverteeren!
„En evenzoo kon de beweerde ondeugdzaamheid van het Meester Cornelis-
hooiop grond van gemis aan goede aromatische eigenschappen, weer
sproken worden door den heerlijken hooi-geur, die zich van uit de bergplaat
sen op Rijswijk over den weg verspreidde, maanden en maanden nadat
het als pakstroo eene minder edele bestemming had erlangd
„Zeker er komen niet te verklaren tegenstrijdigheden voor; b. v. maj.
Boelen verklaart het Australisch haverstroo onbruikbaar, terwijl alle
andere autoriteiten, op grond van ervaringdat volstrekt niet toegeven,
maar konden de stomme dieren medespreken, zij zouden wellicht ver-
schoonend hebben bijgebracht, dat eigenlijk over smaken niet valt te
oordeelon; en dat zou van de beproefde paarden en ezels nog zoo dom
niet geweest zijn. Bij gemis echter van deze verdediging is de eenige
indruk, dien men nu van zoovele elkander wedersprekende stukken