525 30 M. van den muur der citadel, ongeveer ter hoogte van het midden van de Zuiderhelft der Westerface. De duisternis belet de werkers en wat zij uitvoeren te onderscheidenmen vuurt echter van den muur, doch zonder dat men het resultaat kan nagaan. Het is zelfs aan den vijand, gebruik makende van de zware nachtelijke duisternis, gelukt balken tegen den muur te plaatsen, om er eene soort van afdak van te maken. Zoodra de maan opkomt, ziet men het werk, dat door den sergeant der genie, door middel van een langen haak, vernield wordt. Bij het aanbreken van den dag bemerkt men dat, van af het gegraven gat, de vijand een weg heeft gegraven langs de heg naar het Zuiden over eene lengte van 25 M. en dat hij daar, evenals bij het eerste punt, de bamboeheg heeft opengemaakt. Om elke nieuwe rechtstreeksche poging van den vijand tegen den muur te beletten, wordt het aantal schildwachten met vier vermeer derd. Ieder dezer schildwachten is voorzien van een verplaatsbaren machicouli, dien hij op den muur moet plaatsen boven het punt, waar de vijand mocht trachten te komen werken, ten einde aldus gedekt op de arbeiders te kunnen vuren. Bovendien worden kleine takkebossen, in alcohol gedompeld, gereed gemaakt om den voet van den muur te verlichten. In den morgen van den 6en gaat de vijand, van af het hierboven gemelde gat, met eene sappe loodrecht vooruit naar den muur, het hoofd der sappe dekkende door een masker van fascines, dat hij ver plaatst naarmate zijn arbeid vordert. Hij komt aldus midden tus- schen de heg en den muur. Hier plaut hij eene vlag, die in den na middag met een toestel, door den luitenant Goeury uitgedacht, door eenige manschappen van de le compagnie wordt weggenomen. Twee Chineezen, die de vlag vasthielden, worden doodgeschoten door eenige schutters, welke daartoe waren opgesteld. In den namiddag richt de vijand eene batterij voor 4 walbussen op aan den linkeroever der rivier, op den top eener domineerende hoogte op 1400 M. van de citadel. Het schieten met deze geweren heeft geene uitwerkingde schoten bereiken het doel niet. De be schieting gaat overigens voort; zij is bijzonder hevig 's morgens van 8 tot 10 uur en in den namiddag van 4 tot 6 uur. Onze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 536