527
aantal werkers geregeld wordt naar het aantal gereedschappen, die
geen oogenblik ongebruikt blijven. Op dien dag sneuvelt een man
van het vreemdenlegioen, Führman genaamd.
8 Februari.
Bij het aanbreken van den dag bemerkt men dat de vijand een
tweeden gedekten weg loodrecht op den muur heeft aangelegd en on
geveer 25 M. van den eersten verwijderd. In den namiddag ziet
men aan de uiteinden der beide gedekte wegen steeds aangroeiende
aardhoopen; er bestaat alle reden om te gelooven, dat de vijand nu
met onderaardsche gangen naar den muur vooruitgaat. Yan af
dat oogenblik laat de sergeant der genie aanhoudend luisteren, om de
richting te bepalen die de twee mijngangen nemen.
Gedurende den nacht heeft de vijand een soort van kazemat voor
zijn 4ponder gemaakt; om half elf 's morgens vuurt hij met twee
granaatkartetsen, waarvan de een aan de overzijde der rivier
springt, doch de ander een gedeelte wegneemt van het dak der
pagode op de hoogte, waar de tolk woont. Ons kanon van 80 mM.
is niet in staat, om de kazemat te vernielenmaar daar zij zeer ruim
is, beletten onze opgestelde schutters den vijandelijken artilleristen
het stuk weder in batterij te brengen.
Bij het invallen der duisternis vuren de Chineezen weder met een
granaat, die niet springt en voorbij de citadel neervalt.
De arbeid, dien wij verricht hebben, istraversen gelegd op de
Zuiderface om te dekken tegen het vuur van de hoogte voor de
Westerface; eene inrichting tot het geven van geweervuur van de
travers der 2° compagnie.
Wij hebben dien dag weder twee gewonden, Devogel en sergeant
Dordaki van het vreemdenlegioen.
9 Februari.
In den nacht van den 8en op den 9en leggen de Chineezen eene ruime
wapenplaats aan op het punt, waar de gemeenschapsgang, die naar den
Zuidwester-saillant van de heg voert, uit de parallel komtzij verbreeden
tevens dien gemeenschapsgangbovendien hebben zij zigzagsgewijze
eenen tweeden gemeenschapsgang gegraven, die van de bedoelde
wapenplaats naar den tweeden onderaardschen mijngang voert.