536 Gedurende den nacht en over dag hoort men weder het werken in den mijngang N°. 1 van de Westerface hervatten. Als men den afstand in aanmerking neemt tusschen de twee uiterste mijnen, kan men daaruit besluiten dat de vijand van plan is 150 M. van den muur te doen springen. Dat voor uitzicht heeft er toe bijgebracht, om met de inwendige ver schansing voort te gaan. Het tracé van die verschansing loopt van het Zuider- naar het Noorderbastion over de Zuidwestelijke helling van den heuvel in de citadel, op zoodanige wijze dat die heuvel voor het grootste gedeelte binnen de verschansing valt. Dat werk gaat goed vooruit; het Zuiderbastion is reeds aan den grooten opril verbonden door eenen gemeenschapsweg, dien men in den joop van den 17en geheel door middel van schanskorven dekt en eindelijk is men in den nacht begonnen aan den gemeenschapsweg, die het Noorderbastion moet verbinden met de reeds bestaande ver schansing op de hoogte. Daar de tegenpartij den arbeid aan den mijngang N°. 1 voor de Westerface hervat heeft, is het noodzakelijk geworden de twee tegen- gangen, waaraan op dat punt begonnen is, te verbreeden en ze onder ling te verbinden, ten einde de uitwerking te verminderen van het springen der vijandelijke mijn. De koelies worden voor dien arbeid gebruiktdes morgens vuren de Chineezen met granaten op de werkers aan de tegenmijngangen. Onze artillerie zendt hun van de hoogte eenige granaten toe van 80 mM., die hun wijkplaats gedeeltelijk vernielen en het vuur tot zwijgen brengen. Ongeveer een uur later, ten half tien, openen de Chineezen op de hoogte van het blokhuis eene batterij van twee 4 ponders, drie houwitsers van 12 cM. en twee mortieren van 22 cM. en beginnen een bombar dement op de citadel, dat vooral gericht is tegen den heuvel en dat twee uren duurt; alle huizen op den heuvel worden herhaaldelijk doorschoten de tolk wordt gedood door eene granaatscherf. (Jit de uitwerking van dat bombardement bleek duidelijk, ook met het oog op de ligging der vijandelijke batterij, dat nog alleen de ligplaats der le compagnie bewoonbaar was. De ambulance, de artillerie en de genie, die zich daar gevestigd hadden, behoefden dus niet meer van plaats te veranderen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 547