554 denkbeeld toegedaande dwangarbeiders, die destijds medegingen, waren vrijwilligers, die men door eene belooning en door de belofte van remissie van straf had overgehaald. Later werd men te dien opzichte gaandeweg minder scrupuleus. Bij de Deli-expeditie werden de dwangarbeiders, hoewel nog in geringen getale en van de zijde van het civiel bestuur niet dan schoor voetend, reeds van Java medegezonden, zonder dat het blijkt dat men hunne toestemming daartoe vroeg; en bij de le en 2° Atjeh-expeditie stapte men over alle bezwaren van dien aard heen en werden de dwangarbeiders bij duizenden naar dat gewest gezonden. Wij mogen dus thans met den oudminister De Waal zeggen, dat de geschiedenis veroorlooft, voor ons militair transportwezen gebruik te maken van Inlanders, die strafrechterlijk tot dwangarbeid in of buiten den ketting veroordeeld zijn. Trouwens, of het de geschiedenis is of de wet, die de dwangarbeiders ter beschikking stelt bij expeditiën, kan aan het Departement van Oorlog vrij onverschillig zijn. De omstandigheden dwingen er toe; en wanneer nog eens ooit het reeds sedert 1873 in uitzicht gestelde, gewijzigde stelsel van dwangarbeid tot uitvoering mocht komen, kan men zeker zijn dat de feiten der geschiedenis daarbij door de wet zullen worden gesanctionneerd. Al mag men, met het oog op de vorderingen, die sedert 1873 de invoering van het nieuwe stelsel heeft gemaakt, met recht wanhopen dat het thans levend geslacht dat stelsel nog ooit in werking zal zien, (1) zoo kan men zich desniettemin (1) In het Koloniaal Verslag van 1873 vinden wij de beginselen van liet nieuwe stelsel ontvouwd. De Raad van State, leest men daar verder, lieeft reeds geadviseerd de Koninklijke beslissing kan spoedig worden te gemoet gezien. In .1874 wordt een afzonderlijk hoofdambtenaar met eenig aan hem toe te voegen personeel aangesteld, teneinde deze de organisatie kunne voorbereiden. In 1877 lezen wij, dat het nieuwe stelsel nog niet tot stand kwam. Zelfs het Opperbestuur vond dit wat lang en het Koloniaal Verslag bevat dan ook eene zachte aansporing tot spoed. In 1879 „stuit „de toepassing op allerlei bezwaren." In 1881 „heeft de Indische Regeering nog „niet kunnen voldoen aan eene uitnoodiging om een volledig overzicht te geven van „de voor de invoering gevorderde uitgaven!" In 1883 leest men werkelijk van voorbereidende maatregelen (bouw van een depot, waaraan krachtig wordt gewerkt) en daarna treedt een veelbeteekenend zwijgen in. Na 1883 wordt over het nieuwe stelsel niet meer gerept.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 565