555
verzekerd houden, dat tot zoolang in de bestaande usantiën geene
wijziging zal worden gebracht. Daarvoor heeft men de dwangarbeiders
te veel noodig.
Door deze omstandigheid vervalt reeds aanstonds een der vroeger
bestaande bezwaren tegen het ontwerp van generaal Kroesen, nl.
het financiëele. Men heeft daartoe de door hem voor den transporttrein
gewenschte vrije koelies slechts door dwangarbeiders te vervangen,
wier arbeid wel is waar ook niet om niet wordt verkregen, maar die,
zooals wij straks zullen zien, op verre na niet de geldswaarde vertegen
woordigt van dien van vrije koelies.
Ook het bezwaar dat men de transportkoelies in vredestijd geene
militaire bezigheden kan laten verrichten, zonder gevaar te loopen bij
mobilisatie de andere diensttakken, waarbij zij zijn te werk gesteld,
te desorganiseeren, is niet onoverkomelijk. In stede van hen in de
militaire magazijnen en werkplaatsen te werk te stellen, kan men
hen aan de gewone werkzaamheden doen blijven welke zij thans
onder civiel beheer verrichten In de magazijnen worden zij, evenmin
als bij hun gewonen arbeid, voorbereid voor de taak, die zij op
expeditie zullen hebben te vervullen, nl. het dragen van tweemaus-
vrachten gedurende langen tijd achtereen op alle soorten van terrein.
Die oefening moet toch op andere wijze worden verkregen. Het
bezwaar eindelijk, dat voor toezicht veel kader aan het leger moet
worden onttrokken, is te verhelpen door aanstelling van burgerpersoneel
de bruikbaarheid daarvan is te Atjeh voldoende bewezen.
Ziehier op welke wijze ik mij voorstel dat eeue goede regeling-
zou kunnen tot stand komen, niet alleen zouder tot groote uitgaven
te leiden, maar zelfs met weinig of geene kosten.
Op de begrooting van uitgaven voor Nederlandsch-Ind:ë wordt
jaarlijks eene som uitgetrokken voor keuken-, kampements- en stal-
koelies voor de troepen van het leger. Deze koelies, wier aantal en
inkomsten worden vermeld in tarief N°. 46 C, kosten den Lande
jaarlijks eene som van ongeveer f 40,000 (op de begrooting voor
1886 is uitgetrokken f 38,766) eene uitgave, die, zoo zij al niet geheel
vermeden zou kunnen worden, dan toch stellig driemaal grooter
is dan zij behoefde te wezen, wanneer men deze koelies door dwangar
beiders verving.