556
Dat de dwangarbeiders ouder het tegenwoordig vigeerend civiel
strafstelsel zeer weinig diensten presteeren, zal men aan niemand,
die ook slechts korten tjjd in Indië heeft doorgebracht, behoeven te
betoogen. Men heeft slechts die lieden gade te slaan, zooals zij in troe
pen langs den weg slenteren of half slapend neerzitten, van tijd tot tijd
den schijn aannemend van wat gras uit te trekken of een handvol
modder op den berm te werpen, of zooals zij in grooten getale aan
eene kar hangen, welke met tragen gang zich voortbeweegt, om
daarvan geheel overtuigd te worden.
De waarde van den arbeid van deze dwangarbeiders is zeer gering.
Er zijn er echter, die meer uitvoerenzij b. v. die in ploegen bij
een of ander groot werk, dat onder toezicht van den Waterstaat wordt
uitgevoerd, zijn ingedeeld. Toch wordt voor deze lieden, op grond
van jarenlange ondervinding, gewoonlijk als vaste formule aan
genomen dat vier dwangarbeiders evenveel werlc presteeren als één
vrije arbeider.
Yan waar die slechte resultaten?
De reden is niet moeielijk te vinden. Wij behoeven hiertoe slechts
te verwijzen naar de uitvoerige en hoogst belangrijke studie van den
heer Wiselius in den jaargang 1885 van het Tijdschrift voor Ne-
derlandsch Indië, getiteld„Het gevangenis- en dwangarbeidstelsel
„in Nederlandsch en in Britsch-Indië." De schrijver doet daarin
met duidelijke cijfers uitkomen, hoe in Britsch-Indië door den arbeid
der gevangenen nagenoeg de geheele onkosten van het gevangenis
wezen worden goed gemaakt, terwijl in Nederlandsch-Indië, na aftrek
van den luttelen gepresteerden arbeid der dwangarbeiders, eene zuivere
uitgave van ruim 2>/2 millioen 'sjaars aan het Inlandsche gevan
geniswezen wordt ten koste gelegd.
Dit verschil ontstaat voor een groot deel, behalve uit de weelderige
inrichting der gebouwen en de hooge reparatiekosten daaraan, uit
gebrek aan toezicht en dientengevolge gebrek aan vruchtbaren arbeid.
De Heer Wiselius berekent dat, hoog geraamd, elk Ned.-Indisch
dwangarbeider jaarlijks slechts voor eene som van f 22.aanarbeid
presteert.
Dit wat hun werk betreft onder civiel toezicht. Wat leert ons
daarentegen de geschiedenis onzer militaire expeditiën? Dat de