45 die zich hierop zouden toeleggenen maakte men een programma bekend, ik geloof met grond, dat men over betrekkelijk korten tijd niet meer over slechte kapelmeesters zoude klagen. Nu slepen de meeste muziekkorpsen een sukkelend bestaan voort, dat met moeite op de been moet gehouden worden. Toegevendheid is hierbij een voornaam middel, op den duur juist het slechtste. Ik ben in garnizoenen geweest, waar militaire muziek was, en heb uitvoeringen bijgewoond, waar gewone, lichte marschen middelmatig, zelfs slecht werden uitgevoerd; en toch hoorde ik zeggen toen het uit was: „dat hebben ze er van avond goed afgebracht; ze hebben „goed gespeeld. Zoo spoedig is men hier tevreden of raakt men aan iets slechts gewoon, of ook wel, zoo weinigen zijn er, die er iets van weten. En dat een muziekkorps bij de infanterie of bij de andere wapens nog niet behoorlijk een marsch kan spelen, zou niet mogen voor komen. Kies dan marschen, die gemakkelijk zijn en toch mooi. Die zijn er genoeg, zooals men in de catalogi der groote Europeesche muziekhandelaren zien kan. In ieder geval kunnen ze door een bekwaam kapelmeester zóódanig gewijzigd worden, dat ieder zijne partij moet kunnen spelen, zonder de waarde van het stuk te verminderen. Een kapelmeester moet grondig de theorie en de practijk van de muziek kennen. De eerste bevat: 1e. de acustiek of loon- en klankleer, d. i de leer van het ontstaan der tonen; 2C. de canoniek, d. i. de uitwendige maat der tonen en hunne betrekkelijke grootte ten opzichte van elkander; en 3e. de regels, volgens welke de tonen met elkander verbonden worden, om eene muzikale gedachte uit te drukken, om een muziekstuk te vormen (compositie). De practijk houdt zich in het algemeen bezig met het voortbrengen der tonen, waarbij men weder vinding en uitvoering onderscheidt. Is een kapelmeester hiervan niet op de hoogte en verstaat hij niet grondig de dirigeerkunstdan is hij niet geschikt. Dan kan hij niet alle fouten opmerken of verbeteren, hij kan sommige partijen niet veranderen, hij zal alle vragen, hem door zijne muzi kanten gedaan, niet kunnen beantwoorden, en zal daardoor het ver trouwen missen. Ik heb het bijgewoond, dat kapelmeesters zeer grove fouten niet opmerkten; en dat is zeker, met slechte kapelmeesters heeft men per se slechte muziek.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 56