565 dragen voldoende geoefend, aan orde en tucht gewend en voorzien van kader, dat persoonlijk met en aan hen bekend is, ten allen tijde beschikbaar zijn om den transporttrein te vormen bij militaire expeditiën. Hierbij moet echter in 't oog gehouden worden, dat de treineom- pagnie te Atjeh stellig nog jaren lang in dat gewest zelf beschikbaar zal moeten zijn, en dus niet voor algemeene doeleinden gebezigd kan worden, zoodat men feitelijk over 5 compagniëen, d. i. 1500 dragers kan beschikken. Is dat getal nu voldoende? Wanneer men tot de beantwoording dezer vraag de Indische krijgsgeschiedenis raadpleegt, vindt men daarin slechts eene schrale uitkomst, De mededeelingen omtrent expeditiën van vóór 1860 bevatten over het transportwezen over het algemeen weinig gegevens van berekening omtrent het aantal benoodigde koelies vindt men geene aanteekeningen. Bij de kleinere in dit opstel vermelde krijgstochten na 1860 is daarvan evenmin veel sprake. Bij de Pasoemah-expeditie van 1866 wordt de Resident van Palembang gemachtigd een zeker aantal koelies ten behoeve der ageerende colonnes op te roepen; bij de Balische van 1868 wordt gerekend op een 600tal, een aantal zeker voldoende met het oog op de sterkte der expeditionnaire macht en de zeer korte operatielijn, doch in qualiteit weldra geheel onvoldoende gebleken. Bij de tochten in Deli was het koelie-personeel steeds onvoldoende sterk; bij de le Atjeh-expeditie was hetzelfde het geval. Yan eene op berekening berustende taxatie der behoefte aan koelies treffen wij voor het eerst bij laatstgemelde expeditie eenig spoor aan. Yolgens die berekening, gemaakt door den generaal Whitton, en waarvan alleen het eindcijfer is bewaard gebleven, zouden 1500 a 1600 koelies noodig geweest zijn; men gaf er evenwel slechts 1000 mede, met het oog op den vermoedelijk korten duur der expeditie en hield er 500 in reserve achter, eene handelwijze, die moeielijk te rechtvaardigen is en dan ook, ondanks den zeer korten duur der expeditie, verkeerd is gebleken. Bij de voorbereiding der 2e Atjeh- expeditie werden omtrent het transportwezen eveneens berekeningen gemaakt. Aan den onder-intendant lc klasse J. Hofstede, den gewezen chef der militaire administratie bij de le expeditie, werd opgedragen eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 576