566
regeling van de indeeling en tewerkstelling der koelies te ontwerpen.
Aannemende dat de 2° expeditie zoude bestaan uit 3 brigades, elk
ongeveer ter sterkte van de le expeditie, raamde deze de behoefte als
volgt, bij vaste indeeling van alle koelies bij de korpsen
per 600 man 100 koelies (waaronder ook die der korpsam
bulances) alzoo600
artillerie150
sappeurs50
ziekenschip25
vivresschip10
administratie en alle andere werkzaamheden500
totaal1335
dus voor de geheele macht 4000 koelies.
Hij merkte daarbij op, dat, wanneer met minder koelies moest
worden volstaan, in dat nadeel eenigszins kon worden te gemoet
gekomen door geen vaste koelies voor de korpsen te geven, maar
alles in depot te houden en alleen de uitrukkende korpsen voor den
duur van eiken tocht van koelies te voorzien, een wenk die, hoewel
niet meer dan 3000 koelies werden medegegeven, slechts gedeeltelijk
werd opgevolgd, zooals uit de indeeling op blz. 122 (afl. 8) blijkt.
Met die indeeling, waarbij op de le en 2e brigade elk 900 en op
de 3e ruim 1300 dwangarbeiders kwamen, kon slechts voor 2 dagen
vivres voor de geheele macht worden medegevoerd voor de 2e brigade
vindt men de daarop betrekking hebbende, uitgewerkte berekening
in het „Aanhangsel" van de „Beschrijving van Atjeh den officieren
der 2e expeditie voor hun vertrek uitgereikt. (1)
(1) Aangezien dit boekje thans wel vrij zeldzaam zal zijn geworden, laten wij
de berekening hieronder volgen
Samenstelling der 2e Brigade.
110 Officieren.
1378 Europeanen.
460 Amboineezen.
689 Inlanders.
78 Vrouwen.
16 Officierspaarden.
79 Rijkspaarden.