573
De daareven gevonden formule voor de vivreskoelies wordt dus
voor deze colonnex 1340^1a"^rt
zoodat men, door d= 1, 2, 3, enz. te nemen, voor het aantal benoo-
digde vivreskoelies bij bovenbedoelde colonne krijgt
voor 1 marschdag68 koelies
2 marschdagen147
3 241
w 7 870
8 1153
enz.
Met het aantal marschdagen neemt dat der koelies dus oneven
redig toe, eene omstandigheid, die er toe zal leiden om groote co
lonnes zoo mogelijk niet op lange tochten uit te zenden, zonder
étapes op te richten, die den transportdienst gemakkelijk maken.
Bij 14.3 marschdagen draagt elke koelie juist zooveel als hij in dien
tijd opeet, nl. 20 KG.; langer dan 14 dagen kan men dus, onder de
hier aangenomen omstandigheden, niet uitblijven. De formule wijst
dit eveneens aan: voor d 14.3 wordt 20 1.4 d— o; de noe
mer der breuk, die de waarde van x aangeeft, nul zijnde, wordt
x zelf oneindig grootvoor 15 en meer dagen vindt men voor x
negatieve, in dit geval dus ongerijmde getallen.
Op reserve-koelies behoeft hier niet te worden gerekenddoor
verbruik van vivres en munitie komt van zelf een toenemend aantal
koelies vrij. Worden paarden of muildieren bij de colonne ingedeeld,
dan behoort daarentegen nog gerekend te worden op koelies voor
grassnijdentevens zullen deze zoo noodig met het transport der
droge fourage kunnen worden belast.
Het zij hier herhaald, dat bovenstaande berekening alleen geldt
voor eene op zich zelf staande colonne, die met een bepaald doel
wordt uitgezonden, niet voor eene expeditie.
Ten slotte nog eenige gevolgtrekkingen omtrent sommige onder
werpen als indeeling, kleeding, voeding, enz.
Indeeling.
Omtrent dit punt doet zich de vraag voor: moeten de koelies