DE ORGANISATIE YAN HET DEPARTEMENT VAN OORLOG IN NEDERL ANDSCH-INDIË. Reeds spoedig nadat bij Algemeene Order N°. 67 van 1869 de reorganisatie van het Departement van Oorlog aan het leger was bekendgemaakt, rezen daartegen van verschillende zijden beden kingen. Die bedenkingen, sedert èn in publieke geschriften èn in den boezem van het Legerbestuur meermalen ter sprake gebracht, heb ben in hoofdzaak betrekking le. Op het niet bestaan van een zuivere infauterie-afdeeling bij het D. v. O., in den geest als thans bestaande in de IIIC en IV® af- deeling voor de wapens der artillerie en genie en in de V®, VI® en VIIe afdeeling voor de diensten der militaire administratie, van den militairen geneeskundigen dienst en van den generalen staf. 2®. Op het niet bestaan van eene cavalerie-afdeeling bij dat departement. 3®. Op de wijze van werken bij het D. v. O., als een gevolg van de tegenwoordige samenstelling der IIe afdeeling. Deze drie bezwaren grijpen te veel in elkander, dan dat het mogelijk zou zijn ze een voor een te behandelen, waarom de bespreking er van dan ook in het volgende is samengevat. Bij de II® afdeeling van het Dep. v. Oorlog, aan welks hoofd de oudste generaal-majoor van het leger staat, worden alle aangelegen heden, het personeel en de militaire zaken van het leger betreffende, benevens alle zaken, speciaal de infanterie en cavalerie rakende, behandeld. Dat woord „benevens" heeft niet nagelaten op menigeen den in druk te maken, alsof de infanterie- en cavalerie-aangelegenheden slechts bij wijze van toegift in behandeling genomen werden. Gelukkig is de werkelijke toestand niet aldus, maar het is onbetwistbaar, dat men bij het bestaan van een zuivere infanterie, en cavalerie-afdeeling

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 590