581
afdeeling van het D. v. O. genoemd worden. In die omstandigheid ligt
op zich zelve niets verkeerds, maar het feit, dat, na de controle bij
de IIe afdeeling, ook nog volgt die bij het Kabinet (Ie afdeeling)
van den Commandant van het Leger, doet als van zelf de vraag rijzen,
of het dan niet beter zoude zijn, om de controle eenig en uitsluitend
bij ééne afdeeling te doen geschieden, iets waartoe zich de Ie afdeeling,
als ten nauwste verbonden aan den persoon van den Legerbevelhebber,
het beste eigent.
Eenige voorbeelden zullen dit ophelderen.
le. De chef van het wapen der artillerie acht het noodig een officier
van zijn wapen van het eene naar het andere garnizoen te verplaatsen.
Een voorstel daartoe moet den Legercommandant ter goedkeuring
worden aangeboden en wel door tusschenkomst van den chef der
IIe afd. van het D. v. O., die zijne beschouwingen of aanmerkingen
over het gedane voorstel ter kennisse van Zijn Excellentie brengt,
welke laatste, nadat het stuk eerst nog in behandeling is geweest bij
de Ie afdeeling, daarop eene beschikking neemt.
Welnu deze thans door de voorschriften verplichte inmenging
der IIe afdeeling zou kunnen vervallen, door het betrekkelijk stuk
alleen bij het kabinet in behandeling te doen nemen. Alleen van
dat kabinet moest eenige controle mogelijk zijn op voorstellen van
de dienstchefs, die direct onder de bevelen van den Commandant
van het Leger gesteld zijn.
2e. Een officier der genie wenscht te huwen. De stukken worden,
opgemaakt volgens de voorschriften, den Legercommandant aangeboden
door tusschenkomst van de IIe afdeeling. Ook hier weder eene geheel
onnoodige behandeling door die afdeeling, die vermeden kan worden
door de op het verzoek betrekking hebbende stukken den Commandant
van het Leger aan te bieden middels het kabinet, waar kan nagegaan
worden of alle bepalingen, betrekking hebbende op de huwelijken
van officieren behoorlijk zijn opgevolgd.
3e. De hoofdintendant der militaire administratie dient omtrent
een officier, van zijn dienst eene speciale eonduite-beoordeeling in.
Weer moet de IIe afdeeling ter zake haar gevoelen zeggen en met
de mededeeling daarvan worden de stukken door tusschenkomst van
de Ie afd. den Legerbevelhebber aangeboden. Ook hier weder een