596 In die theoriequaestie is evenwel nog meer wat mij niet helder is waartoe moeten daarbij door den Heer S. zaken worden te pas gebracht, alsoudleerlingschap van de krijgsschool, 't dragen van diploma's in den zak, het bestudeeren van krijgskunde, het volgen van colleges van knappe Nederlandsohe militaire specialiteiten en het minder aangenaam vinden van het bijwonen van bedoelde theorieën? De eigenlijke quaestie is toch zoo erg eenvoudigmen kent zijn reglementen, of wel men kent ze niet. Voor hen, die ze niet kennen, zal zeker iedereen het bijwonen van die theorieën uitstekend vindendegenen, die ze goed kennen, daarbij evenzoo te doen tegenwoordig zijn, zullen waarschijnlijk velen minder nuttig, ja zelfs verkeerd vinden. "Wat mij evenmin helder is, is 't volgende. Hoe komt de Heer S. er toch toe, zoodra door iemand een lans gebroken wordt in het belang van degenen, die hun reglementen kennen en dus nutteloos bedoelde theorieën volgen, terstond te denken en platweg te zeggen: „ziedaar het hoofd van eenige mopperaars!" f. Mijn voorstelhet stalschrobben, zoowel als het wasschen van de paarden, des namiddags in plaats van 's morgens te doen plaats hebben, ten einde daardoor meer gelegenheid tot uitrukken te verkrijgen, mocht bij den Heer S. geen genade vinden. Hij denkt dat de paar denartsen spoedig bij de korpscommandanten zullen komen en dezen verschrikkingen als: rheumatiek, verstijving en vroegtijdige versleten heid voor oogen zullen houden. Waarom geen onderzoek bij deskundigen ingesteld? Men be hoeft dan niet ten beste te geven, wat men als leek denkt! Ik heb mij bij twee paardenartsen geïnformeerdzie hier hun advies „laat 't stalschrobben en wasschen op stal gerust 's middags plaats „hebben; paarden en stal zijn dan tegen de koelte voldoende droog. Ben dier artsen voegde er nog bij: „neem de proef met een vak „paarden; ik geloof niet dat 't eenig kwaad kan en gesteld al dat er „eens een door uitviel, dan hadt gij gewonnen in plaats van verloren, „want aan een dergelijk paard hadt gij te velde niets." Zou 't ook niet zoo zijn? parade-artillerie hebben wij niet noodig. De Heer S vergeet bovendien nog iets. Als toch de paarden te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 607