ONDERLUITENANTS BIJ DE INFANTERIE.
Nu twee en een half jaar geleden werd van onze hand over
bovenstaand onderwerp een opstel in dit tijdschrift geplaatst en
thans doet zich te dezer plaatse voor de eerste keer een ander offi
cier daarover hoorenmet name de 2e luitenant der infanterie G.
Nijpelswien wij met een enkel woord bescheid wenschen te geven.
Vooraf evenwel ga tot zijn troost, de mededeeling, dat, om zijne
eigene woorden te gebruikenhij in deze niet de eenige hoorder in
de woestijn is geweestwant dat, zoo men ons goed onderricht heeft,
zelfs het Legerbestuur aan het hier bedoelde opstel indertijd alle
aandacht geschonken heeft, zelfs in die matedat aan tal van
afdeelings- en gewestelijke militaire commandanten de vraag is ge
steld geworden, of het ook naar hunne meeuing goed zoude zijn, om
de betrekking van onderluitenant in het leven te roepen.
De heer Nijpels wil bij iedere compagnie van een veld- en garni
zoensbataljon 2 luitenants en 2 onderluitenants en bij elke compa
gnie van een depotbataljou 1 luitenant en 4 onderluitenants ingedeeld
zien. Tegen zulk eene indeeling hebben wij financieele en organieke
bezwarenfinancieele bezwaren, omdat eene zoodanige organisatie
althans bij de veld- en garnizoensbataljons in stede van tot be
sparing te leiden, meer offers aan de schatkist zoude vragen en or
ganieke bezwaren, omdat bij dusdanige indeeling juist het karakter
voor een groot deel zoude weggenomen worden, dat wij bij den door
ons voorgestelden onderluitenant bepaaldelijk aanwezig vooronder
stellen.
Onze onderluitenant moet geen collega in de compagnie hebben,
en juist de omstandigheid dat hij alleen meerderen en minderen bij
de compagnie heeft hiërarchisch gesproken, zijn isolement in het
commando waaronder hij ressorteert bepaalt aldaar zijne plaats.
Hij moet een tusschenpersoon zijn, de brug van de minderen naar