69 Tot completeering van de kleine schets van het karakter van een muildier zij nog het volgende aangeteekend. Zijn hiervorengenoemde domheid en onverschilligheid maken een groot contrast met het levendige, leerzame en vlugge paard. Een muildier meer te leeren dan het dragen van een last of trekken aan een tuig is wellicht alleen een Oscar Carré gegeven. Bij wandelrijden zoude het bereden kunnen worden, als men zoo iets rijden gelieft te noemenhet is meer een buitengewoon vervoer van den opgezetene. Zijn koppigheid kwam hiervoren reeds ter sprake bij het be schrijven van den tegenstand, dien het in sawahs biedt. Ook bij het springen over een slootje of zelfs droge greppel kunnen duidelijke bewijzen zijner koppigheid aan het licht komen. Dikwijls baten geene middelen, het voorovergebogen en naar de greppel ziende muildier tot den sprong, al is die nog zoo klein, te bewegen. Springt het er eindelijk over, dan heeft men een ge voel van dankbaarheid, dat onze vriend de goedheid wel heeft wil len hebben. Vooral met militaire principes strookt dit zeer weinig. De gevolgen van den lompen sprong zijn nog meestal het breken van eenige riemen of andere onderdeelen van het tuig, waardoor weder oponthoud ontstaat. De groote valschheid van het muildier kan op goede gronden betuigd worden door de manschappen van de batterijen, waarbij muildieren zijn ingedeeld. Vele zjjn er (muildieren), die zonder blijkbare redenen plotseling slaan en hierin leggen zij een zekere slimheid aan den dag. Zij wachten behoorlijk hun tijd af en slaan niet, voordat de gelegen heid tot raken gunstig is. Zelden is het dan ook mis en meermalen kan men bij de exercitiën manschappen zien achterblijven op ver schillende punten van het terrein, die eerst wel even willen uitbla zen van de ontvangen liefkozingen. Daarentegen genieten de bij de muil dieren-batterijen dienende stukkenrijders, als tegemoetkoming voor de ontvangen schoppen, het genoegen door hunne collega's van andere batterijen te worden betiteld met de aanduiding steiloor. Zulks verhoogt de g enegenheid tusschen man en dier niet. Ook bijten en vooral het vooruit en zijwaarts schoppen met de achterbeenen, hetwelk bij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 80