79
daarna bij Doelka-eiland, waar 2300 Engelschen onder hun dapperen
aanvoerder Earle gedurende vijf uren met 4000 Arabieren streden,
voordat de tactische zege aan hunne zijde was.
En zóó is het gebleven tot aan het einde van dien veldtocht. Tel
kens en telkens zij het dan ook met veel moeite wisten de En-
gelschen de overwinning aan hunne zijde te brengen, waarbij de vijand
beduidende verliezen leed, doch al die tactische zegepralen vermoch
ten niet in het minst den oorlog te doen eindigen en thans zijn de
Engelschen op weg naar Cairo, om het verder aan de Egyptenaren
over te laten, de Soedaneezen tegen te houden.
De Franschen in Tonkin moesten eveneens op gevoelige wijze on
dervinden dat de gemakkelijke zegepralen, die zij in vroeger jaren op
de toen op de Europeesche tactiek nog niet voorbereide Chineezen behaal
den, tot een vervlogen tijdperk behoorden. Ondanks de voortdurend ge
zonden versterkingen en hoewel in de afzonderlijke gevechten de zege
meestal aan hunne zijde was, bleef de tegenstand hunner vijanden
ongebroken en eindigden zij met eene partieele bezetting door een
verminderd garnizoen en met eene poging om langs vredelievenden
weg te bereiken, wat met wapengeweld was mislukt, eene handel
wijze waarvan nog zal moeten blijken of zij tot het doel voert.
Eindelijk geven ons in den allerlaatsten tijd de krijgsverrichtingen
der Engelschen in Opper-Birmah alweder een nieuw bewijs voor de
waarheid der daareven vooropgezette stelling. Regiment, op regiment
wordt derwaarts gezonden, talrijke posten worden bezet, maar de
tegenstand is in 't minst niet overwonnen en het zal te bezien staan,
of nog niet jaren van inspanning en strijd zullen noodig blijken, om
de betrekkelijk weinig talrijke en aanvankelijk zoo gering geschatte
Dacoits ten onder te brengen.
Wij wenscheu het bij deze beschouwingen omtrent vreemde legers,
waarvoor wij de gegevens ten deele ontleenden aan een artikel uit
de Allgemeine Militar Zeitung van het vorige jaar, te laten en begeven
ons op ons eigen Indisch terrein. Slaan wij onze krijgsgeschiedenis
op, dan treft het, hoeveel meer de Oost-Indische compagnie in
vroegere tijden met compagnieën wist ten uitvoer te brengen dan
nu met bataljons het geval is.