83
bloedige oorlogstochten moeten besteden en wat meer tot bescher
ming der vreedzame veroveringstochten van het Christendom moeten
doen. (1)
Op nagenoeg gelijke wijs zou door een onzer meest intelligente
Leden van de Tweede Kamer beweerd kunnen worden, dat het in
Indië veel beter zou gaan, als men maar zwermen christenzende
lingen naar alle streken van den wind uitzond ende
vaccine afschafte.
Deze meeningeu mogen wij echter als uitersten beschouwen, die
slechts door weinigen ernstig worden gedeeldin elk geval is voor
zeker op die wijze voor ons geen medicijn te halen, die vlug genoeg
den lijder er boven op zoude helpen.
Er zijn echter tal van andere stemmen, die meer practische en
vooral sneller werkende middelen aan de hand doen, en die, naar
wij meenen, beter onze aandacht verdienen.
De oud-gouverneur van Atjeh, de Heer Laging Tobias, heeft zich
ten plicht gesteld, in het veelgelezen tijdschrift „de Gids" te
verkondigen, dat „versterking van leger en vloot" nummer één op
de regeeringsagenda behoort te zijn. Die hoofdambtenaar heeft
zich gevoegd bij vele anderen,die hem in deze zijn voorgegaan,
(1) Tusschen onzen toestand in Atjeh en dien der Franschen in Tonkin, zoo zegt „de
„Tijd", bestaat een groot onderscheid. Onder de Atjehers vindt men geen Christenen
en ook Nederland heeft er nooit aanleiding toe gegeven, om in Indië beschouwd
te worden als beschermer van het Christendom. Toch meenen wij („de Tijd'' wel te
verstaan) te kunnen wijzen op één punt van overeenkomst, dat, in verband met meer
andere van gelijken aard, wel de opmerking waardig schijnt.
Frankrijks tegenspoeden in Achter-Indië, die van Nederland op Sumatra, Engelands
terugtocht uit Soedan en Egypte, bewijst dit alles niet, dat, ondanks de verbazende
overmacht der Europeesohe beschaving, de halfbarbaarsche volken van Azië en Afrika
steeds gevaarlijker vijanden worden, en dat sedert Zwartvlaggen, Atjehers en Soedan-
negers in het bezit zijn gekomen van voortreffelijke achterladers, de ongelijkheid van
krachten op oorlogsgebied zeer verminderd is?
Wat, zoo in den loop der tijden dit verschil steeds blijft afnemen?
'tMoge beschamend en weinig geruststellend zijn, maar de waarheid kan niet ont
kend worden, dat het behoud onzer hooggeprezen beschaving voor de toekomst schier
uitsluitend afhangt van de meerdere of mindere voortreffelijkheid der Europeesche
oorlogskunst en de kracht harer vernielingswapenen.
Tot zoover dit Dagblad.