84 om dat verwenschte optimisme te geeselen, dien rosébril, welken de hoogste ambtenaren, de regeeringspersonen, op den neus zetten, om op zettelijk de zaken in de'n Oost niet zoo van ongunstige zijde te bezien. Ook die oud-Indisch ambtenaar, een der weinigen wellicht, die de gansche waarheid immer heeft durven doen hooren, waarschuwt ten ernstigste Nederland, om het Indisch leger met geld en soldaten bij te springen,vóór het te laat zij. En wat thans de Heer Laging Tobias aan geheel Nederland ge zegd heeft dit hebben ten opzichte van het leger reeds jarenlang onze legerhoofden gezegd, zonder dat er één Minister van Koloniën daarin aanleiding schijnt gevonden te hebben, het. politieke gevaar ernstig genoeg te achten, om aan die vertoogen gehoor te geven. Een oud directeur van Binneulanilsch bestuur, de Heer C. Bosscher, de redacteur van den Indischen Gids, de Heer Van Kesteren en nu iu de laatste tijden weder de wakkere oud-overste van het Indisch leger Verstege, zij allen hebben gehamerd en hameren nog op hetzelfde aan beeld, dat het Indisch leger veel, veel te zwak is, zonder dat even wel dit de meeste der Heeren leden van de volksvertegenwoordiging uit den zaligen waan brengt, dat bij het Indisch leger alles zou zijn pour le mieux dans le meilleur des mondes. Toch zal het voor de mannen aan het roer hoe langer hoe moeie- lijker worden, de oogen gesloten te houden en wij hopen en ver trouwen dan ook hartelijk, dat de tijd nadert, waarop onze Staten- Generaal eenige Cato's zullen rijk zijn, die elke rede zullen be sluiten met de woorden „voorts oordeel ik dat het Indisch leger „moet versterkt worden." Want daarop komt het neer en wij zeggen het thans nog eens voor de zooveelste keer, dat het kortzichtigheid verraadt, om van de landsgelden niet allereerst te nemen het geld dat de krijgsmacht behoeft, de kurk, waarop ons politiek bestaan in Indië drijft. Hoeveel er voor de Indische regeering op allerlei gebied te doen zij, haar allernaaste plicht is zeker, om het Nederlandsch gezag, dat in de laatste jaren in den geheelen Archipel veel geleden heeft, te herstellen, en om dus naast eene eerlijke, streng rechtvaardige, economisch gezonde politiek, een krachtig, sterk leger te onderhouden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 95