EENE NALEZING OYER BERI-BERI.
Van den schrijver van het artikel over „het ontstaan van beri
beri", in de vorige aflevering van dit tijdschrift, ontving de redactie
den volgenden brief:
Geachte Bedacteur
In de Juni-aflevering van dit tijdschrift, waarin mijn artikel over
de beri-beri eene plaats vond, heeft een collega gelijktijdig een zeer
leerzame bijdrage tot de beri-beri statistiek geleverd. De schrijver
knoopt aan die statistiek een reeks van beschouwingen vast en komt,
logisch doorredeneerende, tot de gevolgtrekking, dat de kazernen
hesmet moeten zijn. Toch kan hij ten slotte deze noodzakelijke ge
volgtrekking niet aannemen, daar het vrijblijven der militaire vrouwen
van de ziekte hem belet, de beri-beri voor een infectie-ziekte te houden.
Zooals men ziet, scheidt slechts nog een dun beschot onze weder-
zijdsche opvatting omtrent de ziekte.
Het verschijnsel, dat beri-beri bij militaire vrouwen niet vaak wordt
waargenomen, is echter naar mijn inzien geen beletsel, om aan te ne-
meD, dat de ziekte een infectieus karakter heeft, een omstandigheid,
waarop alle andere verschijnselen nadrukkelijk wijzen. Immers toch
herhaalt zich dit verschijnsel eveneens bij de malaria. Elk militair
geneesheer doet de onderviuding op, dat militaire vrouwen veel min
der door tusschenpoozende koortsen of andere vormen der malaria
aangetast worden dan hunne echtgenooten.
De conclusie, die daaruit te trekken valt, is geenszins dat de malaria
geen infectie-ziekte is, maar die, dat de soldaat door zijne nacht
diensten meer aan de infectie blootgesteld is dan zijne wederhelft.
Yiel er inderdaad een immuniteit van het vrouwelijke geslacht met