120
terarm naar het Oosten, den linker-naar het Westendeelt hun mede,
dat zij nu het Noorden vóór, het Zuiden achter zich hebben en
zij op ieder terrein nu de vier windstreken moeten kunnen vinden.
3. Men brengt hen op een ander terrein, laat hen zelf de richting
der windstreken bepalenlaat hen marcheeren in de richting van het
Noorden, het Zuiden, enz.vraagt hun in welke richting de verschillen
de terreinvoorwerpen binnen hun gezichtskring zich bevinden, ten
opzichte van de standplaats, enz.
4. Ook wanneer de zon zich niet vertoont, moet hun geleerd wor
den de windstreken te bepalen. Men zal hun opmerken, dat iedere
dessaman kan aanwijzen het punt, waar de zon opgaat, dat zij naar
dat punt front makende dus het Oosten voor zich, aan hun rechter
hand het Zuiden en aan hun linkerhand het Noorden hebben en dat
zij, rechtsomkeert op de plaats" makende, het Westen voor zich hebben.
Door dergelijke hulpmiddelen zal het mogelijk wezen den minst ont
wikkelde te leeren zich te oriënteeren.
5. Terwijl het voor den soldaat voldoende is ongeveer de richting
der windstreken te kunnen bepalen, daar hij dit ook slechts in zeer
algemeene trekken zal noodig hebben, is het voor het kader en voor
hen, die later in aanmerking zullen komen een graad te bekleeden,
van belang dit met meer juistheid te leeren.
Aan die personen moet worden geleerd, dat behalve de behandelde
hoofdwindstreken Noord, Oost, Zuid en West, er is N.O., Z.O. enz.dat
er is een N.O. ten N., een N,0- ten O. enz., dus 16 windstreken,
wat voor hen voldoende is.
Voorts moet hun geleerd worden, dat de zon slechts tweemaal in
het jaar half Maart en half September bij haar opkomst het ware
Oosten aanwijst; dat zij van half Maart tot half September meer
noordelijk opkomt; dat half Juli door haar de meest noordelijke stand
is bereikt en zij op dien datum opkomt in het N.O. ten O., om in het
N.W. ten W. onder te gaan;
dat de zon van half September tot half Maart meer zuidelijk opkomt,
half December haar meest zuidelijken stand heeft en op dien datum in
het Z.O. ten O. opkomt, om in het Z.W. ten W. onder te gaan;
dat zij met deze schijnbare verplaatsing der zon rekening moeten
houden bij het zich oriënteeren op verschillende tijden van het jaar.