Aant: Hoogstwaarschijnlijk bedoelt het voorschrift één waarschu-
wingsteekenalzoo niet een waarschuwingsteeken om eene patrouille
en een ander om den veldwachtcommandant te ontbieden.
Maar wie zal er komen op het geven van dat teeken, de patrouille
of de veldwachtcommandant
Het zou aan te bevelen zijn, zoo de ivachtcommandant ontboden
wordt, dit teeken éénmaal te geven, maar indien het te doen is om
eene patrouilledit te herhalen, zoodra de post voor het geweer door
zelf het teeken te geven terugseint, dat het door hem gezien is.
Wordt er op deze wijze om eene patrouille gevraagd, dan zal het
in de meeste gevallen noodig zijn, dat ook de wachtcommandant in
de keten komt.
21. c. Omtrent het terrein rechts en links van den post wordt
medegedeeld
„De plaats der nevenposten" (punt 5 170).
Waarom? Aan iederen post wordt een deel van het terrein
ter observatie gegeven. Er wordt medegedeeld waar zijn terrein
sluit aan dat hetwelk bewaakt wordt door zijn nevenposten. Dit ver
deelt minder de aandacht en geeft vertrouwen, dat het gansche
terrein bewaakt is.
22. d. Omtrent het terrein achter den post wordt medegedeeld
1°. „De plaats van de veldwacht (punt 5 170), van den post
„voor het geweer en c. q. van den tusschenpost."
Waarom?. Het waarschuwingsteeken moet aan de wacht, of
liever aan den man op uitkijk, schildwacht voor het geweer, of door
middel van den tusschenpost aan dezen gegeven worden.
Er kunnen zich gevallen voordoen, dat op de wacht moet worden
teruggetrokken.
23. Nadat voormelde punten achter één der posten behandeld zijn
met de recruten, geschiedt in hun tegenwoordigheid de aflossing, om
van de geoefenden het overgeven dier punten bij de aflossing te hooren.
24. Het zal noodig zijn op dezelfde wijze maar op ander terrein
deze oefening te herhalen.
25. Alvorens de recruten zelve op post te plaatsen, worden nog
behandeld van de gedragregels der dubbelposten N°'s. 2, 4, 5, 6, 7
en 10 alin. 1, 180.